Tijdelijke subsidie
In een periode van twee tot drie jaar moet het effect van een medicijn in de praktijk worden gemeten. Gedurende deze termijn moet de overheid de kosten van het gebruik financieren. Daarna moet een besluit volgen het middel al dan niet collectief te gaan vergoeden. In zo’n geval zal de overheid vooral kijken naar kosteneffectiviteit. Het nieuwe, meestal duurdere middel, zal bewezen meerwaarde moeten hebben. Daarnaast wil de RVZ dat de overheid de uitvoering van onafhankelijke studies naar de effecten van geneesmiddelen stimuleert.
Onafhankelijkheid bewaken
De farmaceutische industrie moet zich onthouden van ongewenste beïnvloeding van artsen, patiënten en het algemene publiek, zo vindt de RVZ. Bij- en nascholing van huisartsen en specialisten moet dan ook onafhankelijk van de farmaceutische industrie plaatsvinden. Patientenverenigingen zouden geen structurele financiering moeten accepteren van farmaceuten, projectmatig mag wel. Daarnaast moeten die verenigingen hun banden met de farmaceutische industrie openbaar maken. Dat zelfde geldt voor medisch adviseurs die voor patientenorganisaties werken. De RVZ vertrouwt hierbij vooralsnog op ‘zelfregulering’ van het veld.
Belangenverstrengeling
In het rapport ‘Farmaceutische industrie en geneesmiddelengebruik’ doet de RVZ aanbevelingen voor een beter evenwicht tussen het publieke belang en de belangen van de farmaceutische industrie. Het aandeel medicijnkosten binnen zorginstellingen bedroeg in 2008 ongeveer zes miljard euro van het totale zorgbudget. Buiten de zorginstellingen werd 4,6 miljard euro aan medicijnen uitgegeven. (Zorgvisie-Carina van Aartsen)
Lees ook:
Patstelling in medicijnendiscussie
Aandacht voor kartelrisico’s bij nieuw preferentiebeleid