Sinds 2008 mogen cliënten wanneer ze een deel van hun persoonsgebonden budget (pgb) niet opmaken, dit niet meer meenemen naar een volgend jaar. Voorheen kon dit met tien procent van het pgb wél. Uit onderzoek van Bernard van den Berg en Wolter Hassink van de Vrije Universiteit en de Universiteit van Utrecht, blijkt dat mensen lagere prijzen voor zorg bedingen wanneer ze het geld mogen houden dat ze niet uitgeven. Deze conclusie komt naar voren uit een statistische vergelijking van de uitgaven in het forfaitaire bedrag, het trekkingsrecht en de eigen bijdrage in het pgb. Uit deze elementen was het pgb voorheen opgebouwd, toen cliënten het forfaitaire deel nog mochten houden. De Vrije Universiteit meldt deze week dat deze bevindingen uit het onderzoek ‘Cash benefits in long-term home care’ zijn gepubliceerd in vaktijdschrift Health Policy.
Fraude pgb
“Het gaat om de prikkel waardoor mensen beter onderhandelen als het hen ook iets oplevert”, zegt Bernard van den Berg. “Stel je een pgb-houder voor die mantelzorgers met zijn pgb betaalt. Als hij budget dat overblijft mag houden, heeft hij de neiging een lagere prijs te bedingen bij die mantelzorgers. In het geval dat hij alles wat niet op gaat moet terugstorten, is het logischer dat het hem minder uitmaakt hoe veel zijn mantelzorgers per uur rekenen.” Hetzelfde geldt voor andere typen zorg. Volgens Van den Berg is het vreemd dat het pgb in 2008 is aangepast. “Als zorgverzekeraars bij zorgaanbieders lagere prijzen weten te bedingen, is iedereen blij. Maar voor pgb-houders is dat schijnbaar niet de bedoeling.” Mogelijke verklaring voor het aanpassen van het beleid is volgens Van den Berg de in de media veel belichte fraudegevoeligheid van het pgb. (Zorgvisie – Wouter van den Elsen)
Lees ook:
“Pgb-houders draaien elk dubbeltje om”
Fiod: ‘Pgb’s zijn fraudegevoelig’
Menzis betaalt pgb’s alleen nog rechtstreeks uit
Pgb komt in regiobudget