Het doel van het EPD kan volgens het instituut op veel instemming rekenen. “Maar veel mensen zien ook nadelen. Aantasting van de privacy en onbevoegde toegang tot gegevens worden als belangrijke problemen gezien”, aldus het instituut. De toegang tot psychische gegevens blijkt hierbij extra gevoelig te liggen. “Daarnaast bestaat er een groot wantrouwen tegen bedrijfsartsen en zorgverzekeraars. Het feit dat mensen geen bezwaar maken tegen het EPD wil dan ook niet zeggen dat ze zich geen zorgen maken.”
Regie
Veel deelnemers willen een bepaalde mate van regie voeren over hun gegevens. De mogelijkheid tot inzage in de eigen gegevens, tot afscherming van gegevens en tot uitsluiting van zorgverleners worden als positief gezien. Deze mogelijkheden zijn voor velen ook bepalend voor hun vertrouwen in het systeem.
Laagopgeleid
Het onderzoek van het instituut is gedaan met focusgroepen. Het gaat hier om diepte-interviews in groepsverband, met in totaal 38 deelnemers. Er was een duidelijk verschil tussen de mening van laag- en hoogopgeleiden. De laagopgeleiden met veel zorgcontacten zouden, ook nadat ze door Rathenau de nodige informatie is verschaft over het EPD, geen bezwaar maken. Ze geven aan nog positiever tegenover het EPD te staan. Vooral de veiligheidsmaatregelen hebben vertrouwen gewekt. De hoogopgeleide groepen zijn juist kritischer geworden nadat ze door de interviewers van Rathenau meer informatie hadden gekregen.
Nadelen
Er worden al met al de nodige kanttekeningen geplaatst bij het EPD. “Een aantal mensen vraagt zich af een of zo’n technologisch systeem wel goed kan werken – en verwijst daarbij naar de problemen met het communicatiesysteem C2000”, stelt Rathenau.” Ook wordt gewezen op het risico van computerstoringen en hackers. Anderen zien als nadeel een verminderd of onpersoonlijker contact met de arts. “Ze zijn bang dat de arts alleen nog maar oog heeft voor de monitor, en niet in hun verhaal is geïnteresseerd. Sommigen hechten er ook aan om wel iedere keer hun verhaal te kunnen vertellen. Ook vrezen een aantal deelnemers een vooringenomen houding van de arts, die op basis van hun ziektegeschiedenis zijn conclusies al klaar heeft.” (ICTzorg – Hein Bosman)