De Boer en De Klerk publiceerden onlangs een literatuurstudie naar mantelzorg en vrijwilligerswerk in de zorg. Zij stellen dat de inzet van informele zorg enerzijds wordt beïnvloed door de vrijwilligers. ‘De helft van de bevolking wil zijn of haar ouders wel drie maanden verzorgen als dat nodig is, maar er zijn ook grenzen’, zeggen de onderzoekers in hun artikel over informele zorg. Mensen willen niet te veel zorgverplichtingen op zich nemen.
Vanzelfsprekend
Anderzijds spelen de zorgvragers een rol bij de inzet van informele zorg. Zo vindt slechts een op de tien hulpbehoevenden het vanzelfsprekend om persoonlijke verzorging van familieleden te ontvangen. Voor huishoudelijke en persoonlijke verzorging krijgen zorgvragers al vaak veel hulp uit hun sociale netwerk. Of zij nog meer informele hulp kunnen krijgen hangt volgens De Boer en De Klerk ook af van de vraagverlegenheid bij de zorgvrager. En een aanzienlijke groep geeft bovendien aan dat de grens van hun netwerk al is bereikt.
Goede samenwerking
Het is misschien mogelijk om een extra beroep te doen op familieleden en bekenden, wanneer er een goede samenwerking is tussen informele en professionele hulpverleners, zo beweren de onderzoekers. ‘Als de samenwerking niet succesvol is, is het niet eenvoudig om taken aan de informele zorgverleners over te laten. Dat kan averechts uitpakken – met conflicten en slechte zorg voor hulpbehoevenden tot gevolg.’
Verwachtingen
‘Al met al is het moeilijk te bepalen wat we van een verschuiving van formele naar informele zorg kunnen verwachten’, zeggen De Boer en De Klerk. ‘Verschillende factoren spelen een rol, zoals de bereidheid van burgers om meer informele zorg te geven en te ontvangen, een goede ondersteuning en samenwerking met professionals.’ Daarbij is het overheidsbeleid ook belangrijk. De overheid spreekt burgers aan hun gemeenschapszin en plichtsbesef. Die burgers moeten dat verzoek dan wel kunnen honoreren, vinden de onderzoekers. Er wordt van hen verwacht dat zij ook presteren op andere levensgebieden en bijvoorbeeld deelnemen aan de arbeidsmarkt. ‘Het is nog maar de vraag of burgers aan al deze verwachtingen kunnen voldoen.’
Er is nog een groter gevaar; verzorgenden gaan mantelzorg normaal vinden en gaan dat claimen (U was er gisteren niet; krijgen ze de kous op de kop met al hun goede bedoelingen) en schuiven geleidelijk (al of niet in opdracht van de directie) steeds meer taken naar de mantelzorgers.
Wanneer breekt hier de revolutie los.
Heeft ene J.v.d. O van Vierstroom het bovenstaande ook gelezen ? ? En wat was zijn reactie ? Hole in one ?