Artikel bewaren

U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties1

Woonservicegebieden: achterhaald concept?

Het is te vroeg om woonservicegebieden af te schrijven. Het concept moet het hebben van een lange adem, net als andere vormen van sociale wijkaanpak.
Woonservicegebieden: achterhaald concept?

In een recente column citeert Hetti Willemse drie kritische stageverslagen over woonservicegebieden. Zij concludeert op basis van deze scripties dat er veel tijd en energie wordt geïnvesteerd in woonservicegebieden – met twijfelachtig resultaat.

Zij gaat nog een stap verder en noemt woonservicegebieden een voorbeeld van oud denken.

Daartegenover stelt zij als aanbeveling een checklist van de provincie Zuid-Holland die aangeeft welke voorzieningen nodig zijn per bestemmingsplangebied, een handreiking van het Kenniscentrum Wonen-Zorg over het realiseren van kleinschalige woonvoorzieningen en een ietwat vage sociale paragraaf in ruimtelijke ordeningsplannen: ‘beschrijf de sociale processen van verschillende leeftijdsgroepen in een wijk en wat waar nodig is’.

Niet nieuw

Als dit het nieuwe denken is, gaat Hetti Willemse naar mijn mening de mist in. Wat zij aanbeveelt is niets meer of minder dan enkele bouwstenen van het concept woonservicegebied. En ook daarin zie ik nog steeds niet de heilzame invloed van de vraagzijde terug.

De drie scripties – waarover hieronder meer – versterken bij mij de indruk dat het woonservicegebied nog onvoldoende de kans heeft gekregen om tot volle wasdom te komen binnen de complexe en competitieve verhoudingen in Nederland. Er wordt inderdaad veel energie gestoken in processen van samenwerking, terwijl er nog te weinig meetbare resultaten zijn en te weinig is nagegaan waar de burger precies behoefte aan heeft. Precies dit is de probleemstelling waarmee het SEV-project ‘Proeftuinen Woonservicegebieden’ van start is gegaan.

Het concept Woonservicegebieden moet het hebben van een lange adem, net als andere vormen van sociale wijkaanpak. Met ons driejarig proefproject beogen we de zwakke plekken bloot te leggen – juist bij de koplopers – en te komen tot een meer effectief en vraaggericht pakket van maatregelen. Het STAGG-model zal zeker kritisch worden geëvalueerd.

Dit lijkt mij nuttiger dan het wegzetten van het concept woonservicegebied als ‘oud denken’ zonder daar een nieuw integraal concept tegenover te plaatsen. Want naar mijn mening is er geen weg terug op de route van institutionele zorg naar wonen, welzijn en zorg in de wijk.

Welbevinden

Suzanne Bevers-van Eenennaam heeft voor haar masterstage Sociale Geografie onderzoek gedaan naar effecten van woonservicegebieden op het welbevinden van ouderen. Haar onderzoek was gericht op twee woonservicewijken in Amsterdam, waarvan er een al operationeel is en de andere in de startblokken staat. Zij heeft ouderen geënquêteerd en gesproken met sleutelpersonen.

Haar conclusie is dat de woonservicewijk een positief effect heeft op de participatie van ouderen maar dat nog geen positief effect kon worden aangetoond op hun welbevinden op het gebied van wonen en welzijn.

In de tien proeftuinen woonservicegebieden van de SEV wordt momenteel een meerjarig onderzoek uitgevoerd door de universiteiten van Nijmegen en Groningen in samenwerking met zes hogescholen. Dit grootschalig onderzoek betreft de effecten van woonservicegebieden in termen van langer zelfstandig wonen en kwaliteit van leven. Er wordt ook een vergelijking gemaakt met niet-woonservicewijken. De uitkomsten verwachten we begin 2012.

Vraagsturing

De scriptie van Eline Jousma –onderzoekt het samenspel tussen vraag en aanbod in woonservicegebieden. In hoeverre houden gemeenten en aanbieders van wonen, zorg en welzijn rekening met de (door hen gepercipieerde) vraag van bewoners? Zij heeft interviews gehouden met betrokken partijen bij vijf woonservicegebieden in vijf gemeenten. Met uitzondering van Den Haag bleken betrokkenen van mening dat er nog geen sprake was van gerealiseerde woonservicegebieden. In de meeste gevallen werden bewoners bij de plannen betrokken via belangenorganisaties. In twee gemeenten wordt ook de mening van individuele bewoners gevraagd.

De conclusie van Eline is dat de professionals niet duidelijk kunnen maken welke vraag van bewoners hieruit naar voren is gekomen en welke invloed de vraagzijde heeft gehad op de ontwikkeling van het woonservicegebied.

In de voorstudiefase van de tien proeftuinen heeft de SEV hiernaar ook onderzoek gedaan. Onze conclusie was dat in een deel van de proeftuinen zeker aantoonbare inspanningen zijn gedaan om de bevolking een stem te geven in de plannen (bijvoorbeeld in Breda en Helden). Toch blijkt dat het woonservicegebied niet echt leeft onder de bevolking; het is meer een concept van professionals. Mensen participeren wel actief in bepaalde deelprojecten zoals ondersteuning van mantelzorg, activiteitencentra, schouw van de woonomgeving en advisering oudere eigenaar-bewoners. Deze voorlopige conclusie zal worden getoetst in het effectenonderzoek van de universiteiten en hogescholen.

Succesfactoren

Over de derde scriptie die Hetti Willemse noemt, die van Maaike Liefting, bezit ik slechts een krantenknipsel. Zij heeft beleidsstukken van woonservicegebieden onderzocht op criteria voor succes en falen. Haar conclusie is dat de doelen meestal niet meetbaar zijn geformuleerd, waardoor het niet mogelijk is om vast te stellen of de bereikte resultaten opwegen tegen de geïnvesteerde kosten. Ook de baten zouden meetbaar gemaakt moeten worden.

De observaties van Maaike Liefting sporen met een promotieonderzoek van Peter Hendrixen van de Radboud Universiteit naar woonservicegebieden in de provincie Gelderland. Hij concludeerde dat bij 70 procent van de woonservicegebieden niet kon worden vastgesteld of het project al in de realisatiefase was, omdat operationele criteria ontbraken.

De SEV heeft met de tien proeftuinen sessies gehouden met de Effectenarena om scherp te krijgen welke criteria de betrokken partijen hanteren om vast te stellen of de beoogde effecten gerealiseerd worden. De proeftuinen hebben hiermee hun verwachtingen met betrekking tot succes en falen aangescherpt, maar nog niet kunnen uitdrukken in kosten en baten. De algemene verwachting is dat gemeenten en woningcorporaties meer kosten zullen hebben, terwijl zorginstellingen, welzijnsinstellingen en zorgkantoren profiteren van de woonservicegebieden. En uiteraard de bewoners om wie het begonnen is.

Jeroen Singelenberg, programmaregisseur Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV)

1 REACTIE

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.