Daarmee is niet alleen (een groot deel van) de investering van ruim € 300 miljoen in het Landelijk Schakelpunt gered. Ook de gevreesde vernietiging van menselijk kapitaal lijkt te zijn afgewend. In de nieuwe opzet krijgt NICTIZ, waar in de afgelopen 8 jaar unieke expertise met betrekking tot de ICT-aspecten van het EPD-project is opgebouwd, een belangrijke rol als expertisecentrum. NICTIZ zal standaarden en kwaliteitseisen ontwikkelt en daarover advies geven aan zorgaanbieders. Het doorstartmodel vertoont overigens op veel punten overeenkomsten met de door NICTIZ ontworpen procedures. Ook in dat opzicht vindt zinvol hergebruik plaats.
Privacy
Het LSP zal worden beheerd door een vereniging van Zorgaanbieders (VVZ), waarbij iedere zorginstelling en beroepsbeoefenaar zich kan aansluiten. Deze vereniging is ten aanzien van de opname van gegevens in de verwijsindex en iedere uitwisseling van gegevens de verantwoordelijke in de zin van de Wet bescherming persoonsgegevens. Op VVZ rusten dus de verplichtingen van die wet om de privacy van de betrokkene te waarborgen. VVZ geeft opdracht aan het Service centrum voor zorgcommunicatie, dat als bewerker optreedt, om de infrastructuur te beheren en diensten ten behoeve van de uitwisseling van informatie te verlenen.
Praktische problemen
Met de goedkeuring door de minister en de absolutie van het CBP zijn echter nog niet alle praktische problemen opgelost. Essentieel is dat alleen gegevens mogen worden uitgewisseld van patiënten die daarvoor uitdrukkelijk hun toestemming hebben gegeven. De gegevens van de circa 8,5 miljoen patiënten die in 2008 zijn opgenomen in de verwijsindex van het LSP op basis van de ‘geen bezwaar’ brief van minister Klink mogen uiterlijk tot 1 januari 2013 worden gebruikt. De gegevens van patiënten die zijn aangemeld door zorgaanbieders die geen lid van de VVZ zijn echter al per 1 februari 2012 vernietigd. Na 1 januari 2013, worden ook de gegevens van de overige patiënten in de verwijsindex die niet uitdrukkelijk toestemming hebben gegeven vernietigd. In veel zorginstellingen is het overigens al gebruikelijk om die toestemming te vragen voor opname in het eigen gedigitaliseerde dossier en voor de uitwisseling met andere behandelaars. Op dit laatste punt had de Eerste Kamer terecht kritiek op het EPD wetsvoorstel dat in april 2011 werd verworpen, omdat onvoldoende was zekergesteld dat kennisname van patiëntgegevens was beperkt tot de behandelaars. In het voorstel voor het doorstartmodel wordt de patiënt gevraagd toestemming te geven voor het inzien en het aanvullen van het dossier door geautoriseerde behandelaars. Zorgaanbieders kunnen alleen inloggen op het systeem met hun individuele UZI-pas, waarna het Goed Beheerd Zorgsysteem (GBZ) van de zorginstelling toetst of de zorgaanbieder een behandelrelatie heeft met de betreffende patiënt. Vervolgens wordt de aanvraag getoetst aan het autorisatieprotocol, waarin onder meer is vastgelegd welke bevoegdheden de zorgaanbieder op grond van zijn of haar zorginhoudelijke rol en functie heeft.
Met dank aan NICTIZ
In feite is met het doorstartmodel de landelijke uitwisseling van patiënteninformatie – de kern van het EPD – in grote lijnen in stand gehouden, vooral dankzij het particulier initiatief van de genoemde zorgkoepels. Wat van bovenaf in 5 jaar tijd niet was gelukt wordt nu, zo lijkt het, in een tijdsbestek van maanden van onderop gerealiseerd uiteraard met dank aan al het voorwerk van het NICTIZ.
Wolter Wefers Bettink, advocaat bij Houthoff Buruma
Tablets en SmartPhones zijn gemeengoed geworden, maar hoe denkt men het LSP/EPD daarop te kunnen gebruiken?
Het schijnt dat een niet onaanzienlijk deel van de NL huisartsen bezig is met het formuleren van een negatief advies aan zijn/haar patienten.
Met alle gevolgen van dien.
Wat als de (potentiele) gebruikers het volstrekt niet zit zitten in deze aanpak ( lees: NL huisartsen, die de coordinator zijn van 90% van de content van deze doorstart) ?
Wat is een database eigenlijk waard zonder relevante inhoud?