Artikel bewaren

U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Terug naar ‘normaal’ deel 3: Besluitvorming en advisering over coronabeleid

Hoe kan Nederland na de ernstige coronagolven het normale leven weer zo goed mogelijk oppakken? Hoe ziet het wettelijk kader voor de nationale besluitvorming en advisering met betrekking tot coronabeleid eruit? In deel 3 van hun reeks artikelen analyseren volksgezondheidsexperts Guus Schrijvers, Wim Schellekens, Paul van der Velpen en Piet Melief hoe de Wet publieke gezondheid en de Wet veiligheidsregio’s sinds januari 2020 zijn toegepast.
Covid
AdobeStock

De Wet publieke gezondheid (Wpg) schrijft voor hoe de overheid moet handelen bij een ernstige bedreiging ten gevolge van een infectieziekte-uitbraak. Een recente werkt de voorschriften van de wet nader uit. Deze nota noemt onder andere het Outbreak Management Team (OMT), dat over medische aspecten van een infectieziekte adviseert aan de directeur-generaal Volksgezondheid (DGV) van VWS. Het heeft een brede samenstelling van artsen.

Bestuurlijk afstemmingsoverleg

De maatregelen die het OMT adviseert, komen in het bestuurlijk afstemmingsoverleg (BAO) aan de orde, aldus het instellingsbesluit van dit wettelijke orgaan. Voorzitter daarvan is de DGV. Het BAO bestaat verder uit hoge ambtenaren van verschillende departementen en afgevaardigden van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG), GGD GHOR Nederland, en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Ook betrokken burgemeester(s) of de voorzitter(s) van de Veiligheidsregio nemen deel aan het BAO.

Taak van het BAO is het OMT-advies beoordelen op bestuurlijke en politieke haalbaarheid. Het BAO kan zich laten adviseren door externe deskundigen of instanties. De adviezen van OMT en BAO zijn openbaar en gaan door naar het kabinet dat formeel beslissingen neemt. De coördinatie van het uit voeren beleid berust bij het Centrum voor Infectieziektenbestrijding.

De wettelijke functie van het BAO, ‘beoordelen van het OMT-advies op bestuurlijke en politieke haalbaarheid’ kwam de afgelopen vijftien maanden niet uit de verf. Het zondagse Catshuisoverleg en het maandagavondoverleg met de voorzitters van de 25 Veiligheidsregio’s (het Veiligheidsberaad) waren daarentegen heel actief. Het Catshuisoverleg is een informeel overleg zonder wettelijke positie. Het Veiligheidsberaad heeft een wettelijke status conform de Wet veiligheidsregio’s, maar de positie ten tijde van een epidemie/pandemie is niet duidelijk. Het Veiligheidsberaad wordt niet in bovenstaande RIVM-nota genoemd.

De vraag is of deze gang van zaken na de zomer behouden moet blijven. Voordat wij hierover suggesties doen, behandelen we genoemde Wet veiligheidsregio’s die ook het overheidshandelen bij ernstige bedreigingen aanstuurt.

De Wet veiligheidsregio’s: theorie en praktijk

De Wet veiligheidsregio’s (Wvr) bevat voorschriften voor overheidshandelen bij ernstige bedreigingen en crises, zoals terroristische aanslagen, dijkdoorbraken en storingen in de energievoorziening. Ook infectieziektenuitbraken vallen onder de Wvr. Deze wet komt uitgebreid aan de orde in het Basisboek Integrale Veiligheid, al jaren een must-read voor alle professionals bij politie, brandweer en veiligheidssector.

GRIP-indeling

Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft een rangorde gemaakt voor de besluitvorming tijdens een crisis ter invulling van artikel 6 lid 4 van de Wvr. Die rangorde heet de GRIP-indeling. De afkorting staat voor Gecoördineerde Regionale Incident Bestrijdingsprocedure. Bij GRIP 1, 2 en 3 is alleen de plaatselijke gemeente aan zet die een crisisorganisatie inricht. Dat is het geval bij bijvoorbeeld een klein (GRIP 1 en 2) of  groot ongeval (GRIP 3). Bij GRIP 4 is sprake van gemeentegrensoverschrijdend en/of dreiging van uitbreiding en/of mogelijk schaarste aan primaire levensbehoeften of andere zaken.

GRIP 4 wordt jaarlijks een of meer keren uitgeroepen. De laatste keer was in 2019 toen een schip ruim 200 containers verloor ten noorden van de Waddenzee. Opmerkelijk is dat de minister van Binnenlandse Zaken de GRIP 4 niet formeel afkondigde bij het begin van de coronacrisis. Evenmin kondigde hij GRIP 5 en GRIP Rijk af voor nog zwaardere noodtoestanden, toen de coronacrisis verergerde.

Crisisbestrijding

Het ministerie van Justitie en Veiligheid beschikt wettelijk over een Nationaal Crisis Centrum (NCC) dat het kabinet moet ondersteunen tijdens een crisis. Het vormt een onderdeel van de rechtspersoon Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV). Het NCC functioneerde niet of nauwelijks tijdens de coronacrisis.

Coördinatiecentrum

Ook kent dit ministerie een LOCC, een Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum (LOCC) om gezamenlijke uitvoering van interventies te bevorderen. Het LOCC heeft weinig betekend tijdens de pandemie. De spreiding van IC-patiënten had ook via het LOCC kunnen gebeuren. Dat is niet gebeurd. Er kwam een apart, goed functionerend, Landelijke Coördinatiecentrum voor Patiënten Spreiding (LCPS) van de grond.

Vergelijkbare opmerkingen zijn te maken over de uitvoering van het testen, aankoop van testmaterialen, gecontracteerde laboratoria en mondkapjes-producenten en de prikorde ofwel de vaccinatie-prioriteitstelling.

Kortom, van de bestaande door de Wvr voorgeschreven besluitvorming tijdens een crisis via GRIP-4-afkondiging, het activeren van het NCC en van het LOCC, was de afgelopen vijftien maanden geen of nauwelijks sprake. Improvisatie bij de operationele uitvoering van het coronabeleid was aan de orde van elke dag.

Veiligheidsregio’s gaan op de schop

In 2019, nog voor de coronacrisis, startte een evaluatie van de Wvr. Die kwam op 4 december 2020 met haar eindrapport van 175 pagina’s. De naar haar voorzitter genoemde commissie-Mulder pleit daarin voor een ingrijpende wijziging van de Wvr. Zij vindt deze complex, onevenwichtig en vooral gericht op individuele veiligheidsregio’s. De verbinding met nationale crisisbeheersing moet naar het oordeel van de commissie nadrukkelijker wettelijk worden geborgd.

In een reactie op het rapport onthoudt het kabinet zich van een oordeel of deze adviezen ook moeten gelden tijdens een infectieziektenbedreiging. Zij wacht de evaluatie af van de Onderzoeksraad voor Veiligheid die de nationale besluitvorming tijdens de crisis onder de loep neemt. Maar hoe dan ook, de Wvr gaat op de schop.

Hoe zijn beide wetten, de Wpg en de Wvr, in elkaar te schuiven, zodat zij elkaar versterken en improvisatie minder nodig is bij een volgende infectieziekten-crisis? Antwoord op die vraag volgt binnenkort in deel 4 van deze serie.

In deel 1 van deze serie betoogden de auteurs dat er alle reden is om de beschikbare wettelijke middelen om het virus maximaal in te dammen te benutten. In deel 2 formuleerden zij zeven beleidsmaatregelen om het aantal besmettingen na de zomer te beperken.

Guus Schrijvers, gezondheidseconoom, oud-hoogleraar Public Health
Wim Schellekens, voormalig huisarts, ziekenhuisbestuurder, hoofdinspecteur IGZ, lid RedTeam
Paul van der Velpen, oud-directeur GGD Amsterdam en thans Public health adviseur
Piet Melief, Chief medical officer van het Landelijke Coördinatiecentrum voor Patiënten Spreiding

Met dank aan Willy van der Steen voor haar commentaar op eerdere versies van dit artikel. 

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.