De mensen die bereid zijn in de toekomst mantelzorg te verlenen – de helft van de ondervraagden – zegt vooral te denken aan ondersteuning in het huishouden. 63 Procent van de ondervraagden geeft aan dat ze moeite zouden hebben met intieme zorgtaken zoals helpen met aankleden, douchen of wc-bezoek. Dit blijkt uit onderzoek van EenVandaag en Mezzo, de belangenorganisatie van mantelzorgers, onder 12.000 mensen. Ruim één op de drie mensen kan of wil niet voor een naaste mantelzorgen.
Bezuinigingen
In het debat dat staatssecretaris Van Rijn vandaag voert met de Tweede Kamer over de toekomst van de langdurige zorg zal het ook gaan over de noodzaak voor meer mantelzorg om de bezuinigingen in de zorg op te vangen. Een van de meest voorkomende vormen van mantelzorg is dat kinderen zorgdragen voor hun hulpbehoevende ouders. Maar van de ouders boven de 45 jaar zegt 72 procent echter dat ze later geen beroep op hun kinderen willen doen voor mantelzorg. Het verplicht voor elkaar zorgen, zoals de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) voorstelt, gaat 80 procent van de ondervraagden te ver.
Combineren
Uitbreiding van taken van de huidige mantelzorgers blijkt nauwelijks een optie te zijn. Uit vragen aan 3.500 mensen die nu structureel mantelzorg geven blijkt dat 78 procent van hen duidelijk maakt dat ze er geen extra zorgtaken bij kunnen hebben. Vier op de tien zegt zwaar belast zijn. 37 Procent geeft aan meer dan 9 uur per week te mantelzorgen. Meer dan de helft (58%) van de mantelzorgers die een betaalde baan hebben, zeggen dat mantelzorg én werk lastig te combineren is. Tweederde (65%) van de ondervraagden voelt zich op dit moment verplicht te mantelzorgen, bijvoorbeeld omdat er niemand is die het kan doen.
Gisterenavond in Knevel en vd Brink is weer en helaas gebleken hoever van Rijn (met Schippers) van de zorg afstaan.
Ik ben van 1938 en heb flink gestudeerd (hoger onderwijs) en ’s avonds tot mijn 36e jaar en heel hard gewerkt. De regering en ik moeten vwb mijn loon solidair zijn met de figuren die, toen ik studeerde, lol en zuipen tot norm hadden verheven, want die hebben nu niets.
van Rijn trekt die verderfelijke lijn weer gewoon door in zijn zorg aanpak.
Ik citeer hem: ‘Ja de mensen die betrokken zijn en er diep over nadenken, proberen zelf of met familieleden de zorg en of noodzakelijke thuiszorg voor hun ouders of familieleden ZELF op te lossen EN ANDERS DOEN WIJ HET’.
En weer zal de club die nergens de ballen om geeft meevaren op mijn inspanningen en verworven spaargeld en door hun handigheid tenslotte nog in een betere kamer zitten dan ik of mijn vrouw VOOR WEINIG OF GEEN GELD.
‘Ik heb daar gelukkig de steun voor in de kamer’, zegt van Rijn.
Allicht, ik stel 10 vragen over de zorg aan 1e en 2e Kamerleden; ze kunnen er geen beantwoorden en lopen gillend met tranen in hun ogen weg en zeggen laten we ons maar focussen op onze dikke baan en salaris.