De verschillen in winstgevendheid in de ggz zijn groot, blijkt uit het onderzoek ‘Waar is de gulden een daalder waard?’. Over de hele sector gezien halveerde de winst in 2014, van 2 naar 1 procent. Uit het onderzoek van Gupta blijkt ook dat een kwart van de ggz-aanbieders in dat jaar verlieslatend was.

Kleine aanbieders winstgevender
‘In deze overkoepelend negatieve tendens in winstgevendheid zien we dat kleine aanbieders juist steeds betere resultaten halen. De kleine aanbieders laten relatief hoge en groeiende marges zien’, schrijven de onderzoekers. Kleine aanbieders hadden in 2014 een winstgevendheid (nettorendement) van 6 procent, terwijl de (middel)grote een winstgevendheid van 1 procent lieten zien. ‘De grote aanbieders hebben allemaal te maken met kleine en krimpende marges. Aanbieders in het middensegment laten de grootste daling van winstgevendheid zien’, concluderen de onderzoekers. Op de vraag waarom dit zo is, biedt het rapport geen antwoord.

Verschil in kwaliteit
Niet alleen de winstgevendheid is niet overal gelijk, ook de kwaliteit verschilt binnen de sector, meldt Gupta. ‘Een flink aantal kleine aanbieders noteert goede uitkomsten. Grote aanbieders laten minder uitschieters zien op kwaliteit en behandelkosten’, melden de onderzoekers van Gupta. Ze plaatsen er wel een kleine kanttekening bij: er is bij deze resultaten geen rekening gehouden met verschillende populaties.

Aanbevelingen ggz-instellingen
De onderzoekers doen naar aanleiding van het onderzoek drie aanbevelingen voor de sector. De waarde van de ggz moet door de aanbieders samen transparant worden gemaakt, denkt Gupta. Dat betekent dat er meer moet worden ingezet op het meten van kwaliteit. Daarnaast raadt het rapport de aanbieders aan om hun organisatie ‘wendbaarder’ te maken, zodat er makkelijker kan worden ingespeeld op de ambulantisering. Ten slotte denken onderzoekers dat de aanbieders hun organisatie zo moeten inrichten dat hij past bij de cliëntvraag.