De zorguitgaven zijn sinds 1972 met een factor 15 toegenomen. Deels komt dit door inflatie; economen drukken de groei van de zorguitgaven daarom liever uit na correctie voor deze geldontwaarding (zie figuur1). Uit deze figuur blijkt dat de zorg over de jaren heen steeds meer kost in termen van opgeofferde consumptie. In 1970 was de zorg nog ongeveer 26 miljard euro waard aan andere goederen tegen huidige prijzen. In 2020 zijn we bereid om vier keer zoveel goederen op te offeren om de zorg te financieren. Dat wil niet zeggen dat burgers daadwerkelijk minder andere goederen zijn gaan consumeren om de zorg te kunnen financieren. In de praktijk werd de toename gefinancierd vanuit de economische groei en door relatief minder uit te geven aan andere beleids- terreinen. Daardoor is de stijging van de zorguitgaven voor een belangrijk deel onopgemerkt gebleven.
Figuur 1: De uitgaven aan zorg zijn sterk gestegen
Bron: CBS. De definitie van zorg is de brede definitie zorg en welzijn van het CBS.
De uitgavengroei in de zorg gaat ook ten koste van andere beleidsterreinen. Beleidsmakers buiten de gezondheidszorg kijken met enige afgunst naar de uitgavenstijging aan zorg, halen figuur 2 erbij, en spreken over de middelvinger van VWS richting andere beleidsterreinen. Het is hun duidelijk dat de zorguitgaven zo niet kunnen blijven doorgroeien.
Figuur 2: Toename overheidsuitgaven tussen 2000 en 2018 per beleidsterrein
Bron: CPB en CBS. De definitie van zorg is de brede definitie zorg en welzijn van het CBS.
Patiëntenperspectief
Toch blijven patiënten en zorgaanbieders klagen over ‘bezuinigingen in de zorg’. Hebben zij het mis? Dat hoeft niet. Een patiënt zal bijvoorbeeld kijken naar het aantal minuten ontvangen zorg van een hulpverlener. Als de uitgaven zijn gestegen doordat meer patiënten zijn behandeld, door vergrijzing of ruimere indicatie, dan hebben ze niet geleid tot meer behandeltijd per patiënt. De relatief grote stijging van de zorguitgaven kan ook samenhangen met de arbeidsproductiviteit. In de meeste sectoren groeit door innovatie het aantal producten per werknemer. Dat maakt het mogelijk om de lonen te laten stijgen zonder dat de arbeidskosten per product toenemen. In de zorg blijft de arbeidsproductiviteitgroei achter bij de rest van de economie. Een vergelijkbare salarisstijging leidt daarom in de zorg wel tot stijging van de kostprijs per dienst of product. De salarisstijging matigen in de zorg kan niet, omdat de zorg dan niet aan voldoende medewerkers kan komen. Door dit effect, ook wel de ziekte van Baumol genoemd, stijgen de uitgaven aan zorg zonder dat er meer of betere zorg tegenover staat. Kortom, wel uitgavenstijging, maar niet meer tijd per patiënt.
Waar is het extra geld vooral naartoe gegaan? Wanneer we (1) dezelfde zorg per patiënt waren blijven leveren vanaf 2000, (2) de hoeveelheid zorg per burger van een leeftijdsgroep gelijk zouden hebben gehouden, en (3) de salarissen in de zorg even snel zouden hebben laten groeien als in de rest van de economie, dan hadden we in 2018 78 miljard euro uitgegeven. In werkelijkheid waren de zorguitgaven in 2018 echter 99 miljard (zie figuur 3). Die extra uitgaven aan zorg worden vooral veroorzaakt doordat nu veel meer zorg per burger van een bepaalde leeftijdsgroep wordt geleverd dan in 2000. Het totale aantal gewerkte uren in de zorg nam daardoor tussen 2000 en 2018 toe met 47 procent. Dat is 29 procent meer dan nodig was geweest om het aantal uren per burger constant te houden. De toename in het aantal gewerkte uren verklaart bijna volledig het verschil tussen het groene en het rode lijntje in figuur 3.
Figuur 3: De zorguitgaven stegen veel harder dan nodig voor evenveel handen aan het bed
Eigen berekeningen op basis van data van het CBS en het RIVM.
De invloed van ramingen
Effectieve definities
Van Dale is helder: bezuinigen betekent door zuinig te zijn uitsparen. Daarin ligt een referentiewaarde besloten: hetgeen zonder de bezuiniging zou zijn uitgegeven. Wanneer vanuit beleidsperspectief wordt gekeken naar de totale zorguitgaven, raden wij aan om die referentiewaarde te baseren op uitgangspunten die ook gelden voor andere collectieve sectoren, zoals onderwijs en sociale zekerheid. Daarbij geldt als uitgangspunt behoud van kwaliteit per leerling, uitkeringsgerechtigde of patiënt. Dus hoeveel stijgen de zorguitgaven wanneer iemand met eenzelfde zorgbehoefte in de toekomst dezelfde zorg krijgt? In dat geval zijn salarisstijgingen die in de pas lopen met andere sectoren onvermijdelijk, evenals een correctie voor veranderingen in de bevolkingssamenstelling. Stijgen de uitgaven sneller dan de referentiewaarde dan is sprake van een beleidsintensivering, en andersom spreken we van een bezuiniging. Ook in onze definitie stijgen de zorguitgaven zonder dat de overheid daar een expliciet besluit over neemt: vanwege de vergrijzing zal de zorgbehoefte (het aantal patiënten) immers toenemen. In tegenstelling tot de huidige ramingen van het CPB worden investeringen in extra zorg of betere kwaliteit echter niet meegenomen.
Mis de structurele loonkloof ( en pensioen grondslagkloof ) van 8% ( peil 2020 ) van verpleegkundigen en verzorgenden IG ( SER 12 mei 2021 ) ten opzichte van cao in marktsectoren. (Nb vgl met publieke sector is niet aan de orde omdat zorg in een marktdenkraam opereert ).
Toch mis ik in deze vergelijking de invloed van de (ontwikkeling van) kosten van ict/automatisering, investeringen in goederen en diensten iha, huisvesting ed. Of anders gezegd: de overhead is enorm. M.i. iets om nader uit te werken… (reactie op twitter)
Het zijn zeker wel bezuinigingen, men tracht de groei van de zorgvraag te temperen. De zorgvraag zal de komende jaren groeien door de vergrijzing en het steeds complexer en harder worden van de maatschappij waardoor steeds meer mensen psychisch in de knoei komen.
De gehele zorgpoetzak is veel geld, er werken echter wel 1,4 miljoen mensen voor. Als ons kabinet Rutte nu eens werk zou maken van dat hoge inkomens (boven de 100.000 euro inkomen per jaar) ook gewoon hun aandeel betalen door de inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet niet te maximaliseren op een inkomen van 55.000 euro. Er is in Nederland meer als genoeg geld om de zorg te kunnen betalen zonder het jaar op jaar te willen gaan temperen.