Verantwoording
Rechtspersoon
De vorm van de samenwerking is in de eerste plaats bepalend voor hoe het bestuur (en toezicht) op de samenwerking kan (kunnen) worden ingericht. Er bestaan duidelijke verschillen in de rechten en plichten van de organisatielichamen, alsmede de wettelijke bescherming hiervan.
Een rechtspersoon is zelfstandig drager van rechten en plichten, en heeft een eigen aansprakelijkheid. De zorgaanbieders nemen weliswaar plaats in, of bemannen, de organen van de rechtspersoon, maar zij mogen alleen in de algemene vergadering als aandeelhouders of leden hun eigen belang behartigen. De wettelijke taak van het bestuur en toezicht is onafhankelijk en primair gericht op het belang van de rechtspersoon.
Een vof, maatschap of (onbenoemde) contractuele samenwerking is de som van de deelnemende zorgaanbieders. De partijen bepalen wat iedere zorgaanbieder inbrengt. Dit type samenwerkingsverband heeft geen eigen identiteit. Zorgaanbieders blijven bijvoorbeeld zelf rechtstreeks aansprakelijk voor schulden en verplichtingen van de samenwerking. Het gevolg hiervan is dat zorgaanbieders meer betrokken willen zijn bij de uitvoering van de samenwerking.
De GCZ neemt als uitgangspunt dat het toezicht op het niveau van de participerende zorgaanbieders zich ook uitstrekt tot de samenwerking, of er nu sprake is van een nieuwe entiteit, een personenvennootschap of een contractuele samenwerking. De code vereist dat goed wordt vastgelegd hoe bestuur en toezicht vanuit de deelnemende zorgaanbieders zijn geregeld, onder meer ten aanzien van de gedeelde verantwoordelijkheden en gezamenlijke doelen.
Belangen
De GCZ schrijft voor dat iedere vorm van ongewenste belangenverstrengeling van een bestuurder, commissaris, manager of professional en de zorgaanbieder wordt voorkomen en de schijn hiervan wordt vermeden. In de reglementen van de raad van bestuur en de raad van toezicht moeten (beheers)maatregelen zijn vastgelegd om belangenverstrengeling te voorkomen, in een zo vroeg mogelijk stadium te signaleren, en ook de schijn hiervan te vermijden. De code gaat daarmee verder dan de wet, die slechts voor rechtspersonen een regeling kent bij een persoonlijk tegenstrijdig belang van een bestuurder of toezichthouder. Op grond van de wet neemt een bestuurder niet deel aan de beraadslaging en besluitvorming indien hij daarbij een direct of indirect persoonlijk belang heeft dat tegenstrijdig is met het belang van de rechtspersoon en de daarmee verbonden onderneming. In aanvulling hierop bepaalt de GCZ dat een bestuurder of commissaris niet deelneemt aan de voorbereiding en besluitvorming als hij daarbij een dusdanig tegenstrijdig belang heeft dat hij niet meer in staat is om de belangen van de zorgorganisatie op een integere, objectieve en onbevooroordeelde wijze te behartigen.
Dubbele pet
Voor samenwerkingen is dit voorschrift uit de code extra van belang. Wanneer een bestuurder of commissaris van een zorgaanbieder eenzelfde rol binnen de samenwerking gaat vervullen (bijvoorbeeld in een samenwerkingsentiteit), verkrijgt deze een ‘dubbele pet’. Zolang de met die petten gemoeide belangen parallel lopen, is er geen probleem. Die belangen kunnen echter snel kantelen en tegengesteld aan elkaar raken, met alle nadelige gevolgen van dien voor de samenwerking, de betrokken zorgaanbieders en uiteindelijk de cliënten.
Het is daarom belangrijk dat de samenwerkende zorgaanbieders dit risico bij de start van de samenwerking onderkennen en hierover afspraken maken. Ook is het belangrijk dat de handelingswijze bij potentiële belangenverstrengeling bekend is bij iedere bestuurder, commissaris, manager en professional. En dat men hiernaar daadwerkelijk handelt, te meer omdat dit onderwerp de volle aandacht heeft van de GCZ, de wetgever en het publiek.
De herziene editie van Samenwerken tussen zorgorganisaties, door Fenna van Dijk, Eline Lam, Maarten van der Voort en Ernie van Dooren, verschijnt in het najaar.