Artikel bewaren

U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

‘We weten dankzij data veel meer, maar handelen er nog niet naar’

Het onbekende omarmen, ook al voelt dat ongemakkelijk. Daar draaide het om bij De Praktijk 2025. Zorgbestuurders en denkers en doeners uit diverse disciplines deelden kennis en ervaringen over hoe het radicaal anders kan.

De Praktijk helpt zorgbestuurders al vijf jaar om het roer om te gooien. Dat doet dit kennisplatform door zorg, bedrijfsleven en wetenschap bij elkaar te brengen. Op 9 april 2025 gebeurde dit opnieuw in het Jungle restaurant van Ouwehands Dierenpark Rhenen. Met het thema jungle was de locatie een toepasselijke plek, vond initiatiefnemer Yvonne Biemans, algemeen directeur van Assist Zorg. “In het ecosysteem van de jungle kunnen heel veel soorten naast elkaar leven. Ze geven elkaar allemaal voldoende ruimte, ook om te kunnen groeien.” Biemans riep de deelnemers aan De Praktijk op om kritische vragen te stellen, open te staan voor andere invalshoeken en ongemak te verdragen. De directeur van Assist Zorg is De Praktijk gestart vanuit de diepe overtuiging dat de zorg anders moet en kan. Daarvoor heeft de zorg het bedrijfsleven en de wetenschap nodig. “Veranderen betekent innoveren. Daarvoor heb je de executiekracht van het bedrijfsleven nodig en de kennis en kunde van de wetenschap.” Het contact met andere disciplines kan de zorg helpen om vaker data en technologie in te zetten. “Dat staat toch een beetje ver van ons af.” Technologie en in het bijzonder AI is cruciaal om de zorg betaalbaar en beschikbaar te houden, gelooft Biemans. Om dit te illustreren veranderde zij in een korte video dankzij AI zelf in een virtuele zorgverlener. Als ‘verpleegkundige met vertrouwd gezicht’ nam ze met haar patiënt de dag door.

Apollo 11

Qua openstaan voor technologie kunnen we leren van jonge mensen, denkt dagvoorzitter Egge van de Poel, onafhankelijk adviseur en toezichthouder. “Mijn kinderen vinden AI normaal, terwijl wij het nog lastig en nieuw vinden.” Hij wees erop dat de gemiddelde leeftijd in de mission control room van de Apollo 11-missie slechts 27 was. “Zij waren te jong om te weten dat het niet kon”, constateerde Van der Poel. “Veel van de blokkades die we ervaren, zitten in ons hoofd.” Hij vroeg vervolgens welke beelden de deelnemers krijgen bij het woord AI. Er kwamen een aantal angstbeelden naar boven, zoals de angst voor afhankelijkheid en de controle verliezen. Een andere angst bleek het niet langer echt van nep kunnen onderscheiden. Een deelnemer riep collega’s op om ondanks deze angsten de nieuwe technologie gewoon te omarmen. “Dan overkomt het ons niet en kunnen we leren van alle ervaringen. Het biedt heel veel mogelijkheden.”

Volgjezorg

Dat nu al meer mogelijk is dan we denken, bleek uit het verhaal van Jan van den Berg. De voorzitter Raad van Toezicht Nictiz, kenniscentrum voor digitale informatievoorziening in de zorg, riep de deelnemers aan De Praktijk op om het beschikbaar stellen van zorgdata te stimuleren. Dat gaat, met name in ons land, nog veel te langzaam. Van den Berg vindt dat we patiënten moeten stimuleren om data te delen. Hij gaf een voorbeeld van een behandeling die hij zelf moest ondergaan. Daarbij was hem gevraagd om zijn data te delen via Volgjezorg. Een apotheker van Van den Berg weigerde hieraan mee te werken, omdat hij het te veel extra werk vond. Vervolgens opperde Van den Berg dat hij dan naar een andere apotheker zou gaan. “Ik zei: ik vind het belangrijk dat zorgdata beschikbaar is. Daardoor gebeurde er iets met die apotheker en besloot hij toch mee te doen.” Moraal van dit verhaal is dat veranderingen ook via de patiënten in gang gezet kunnen worden. “Dat we te weinig data delen is geen ICT-probleem, het gaat over governance.” Van den Berg vroeg de aanwezigen vervolgens of ze Volgjezorg en Mitz kennen. Deze tools van de Vereniging van Zorgaanbieders voor Zorgcommunicatie maken het mogelijk om patiënten data te laten delen. Die kennis bleek beperkt, tot verdriet van Vanden Berg. “De applicaties zijn er al. Ze doen het. Laten we ze gebruiken!”

Wachttijden terugdringen

We kunnen veel bereiken als we als zorgorganisaties data durven delen. Dit kwam erg mooi naar voren in het verhaal van Sandjai Bhulai, hoogleraar business analytics aan de Vrije Universiteit. Dankzij een eigen ervaring met zijn vader kwam hij erachter dat de wachttijden voor plaatsing in een verzorgingshuis in Amsterdam torenhoog zijn. “Vanaf het moment dat je een indicatie krijgt, moet je gemiddeld 232 dagen wachten tot je naar een huis van voorkeur kan.” De 39 Amsterdamse huizen delen niet alle gegevens van vrije bedden met elkaar. Bhulai besloot de data op te vragen en via een simulatie na te gaan hoeveel wachtdagen verzorgingshuizen kunnen besparen. Volgens hem is dan een enorme winst te boeken. “De wachttijd kan terug naar 177 voor een plek van voorkeur en zelfs tot 55 dagen voor een eerste plaatsing (bij een huis waar niet de voorkeur naar uit gaat, red.). Dit kan zonder capaciteit toe te voegen, dus puur door de planning beter te maken.” De huidige werkwijze is volgens Bhulai erg inefficiënt en hij wil daar wat aan doen. “We gaan nu in Amsterdam met heel veel partijen proberen om hier echt iets van te maken.”

Gemeenschapszin

Alles wat efficiency verhoogt en processen en diagnoses verbetert, moeten we vooral doen, vindt René Peters. De wethouder sociaal domein Hoeksche Waard waarschuwde echter voor een te groot vertrouwen in technologie. “We weten dankzij data veel meer, maar handelen lang niet altijd naar de informatie die we hebben.” Zo weten we dat de zorg steeds verder uitdijt, terwijl we de vraag niet of nauwelijks beteugelen, stelde Peters. Volgens hem zijn we veel te scheutig met jeugdzorg en WMO. Het komt aan op keuzes maken. “We moeten kijken naar: wat heeft een mens nu echt nodig?” Dat zijn dingen als bestaanszekerheid, gemeenschapszin en perspectief. Hij pleit voor veel meer collectieve oplossingen, zoals cursussen voor weduwvrouwen, herstelgroepen en wandelclubjes. “We weten dat het werkt, maar willen we het wel echt?”, vroeg hij zich hardop af.

Zelfredzamer

Verhalen over de uitdijende vraag kunnen pessimistisch stemmen. Toch hangt verandering in de lucht. Dat blijkt als je je verdiept in de ontwikkelingen in zorgvastgoed. Daar nemen de voorbeelden van hoe het duurzamer, collectiever en creatiever kan snel toe. Er lijken zelf aanwijzingen te zijn dat ouderen zelfredzamer worden. Dit is althans de voorzichtige conclusie van Jan Megens, programmadirecteur Wonen en Zorg bij VWS. Hij leidt dit af uit een krimp van de wachtlijsten voor ouderenzorgwoningen met acht procent. Megens vertelde hoe VWS de tekorten aan ouderenzorgwoningen – er moeten er 300.000 bij – heeft aangepakt. Dit hebben ze gedaan met regionale woondeals en lokale actietafels, waar overheden, zorg, corporaties en het zorgkantoor aanschoven. Wat goed heeft gewerkt is het concreet vertalen van de landelijke naar een lokale vraag per wethouder, legde Megens uit. Nu zijn er diverse indicaties dat de aanpak aanslaat, zoals de populariteit van een subsidie voor zorggeschikte woningen. Ook liggen er afspraken met woningcorporaties voor 60.000 extra woningen voor ouderen. Megens ziet bovendien steeds meer innovatieve woonvormen verrijzen. Hij gaf voorbeelden als Liv Inn in Hilversum, Zonnetij in Aarle Rixtel, Het Ouden Huis in Bodegraven en Wij zijn Zuiderschans in Den Bosch.

Zusterflat

Het zou goed kunnen dat beleggers en ontwikkelaars ook bijdragen aan het terugbrengen van vraag naar zorg. Zij zien ouderenzorgwoningen steeds meer als een markt waar ze impact kunnen maken. Het zorgvastgoed van Bouwinvest draagt volgens hoofd asset management Annemarie Maarse bij aan langer zelfstandig thuis wonen, het tegengaan van eenzaamheid, doorstroming op de woningmarkt en verduurzaming. Wie goede gebouwen wil neerzetten, zal wel met veel partijen om tafel moeten. Dat bleek uit de herontwikkeling van het Slotervaart-ziekenhuis. Geertjen Pot, directeur Slotervaart namens ontwikkelaar Zadelhoff, vertelde hoe het oude ziekenhuis – een gebouw in de vorm van een kruis – én de omgeving worden herontwikkeld. Het project brengt de zorg terug in de buurt. Tegelijkertijd schept het op creatieve wijze ruimte voor vele andere functies, zoals het zorgonderwijs en woningen voor 800 Amsterdammers, inclusief een heuse ‘zusterflat’.

Leiderschap

Knap aan de herontwikkeling van het Slotervaart is dat diverse belangen op één lijn zijn gebracht. Dat is een enorme uitdaging in deze tijd van polarisatie. Dit vraagt om lenig denken, kwam naar voren in het betoog van filosoof René ten Bos. Hij daagde zorgbestuurders uit zich te verplaatsen in andere manieren van denken. In het nadenken over gezondheid onderscheidt hij drie denkniveaus: macro, meso en micro. Als voorbeeld van het macroniveau noemde hij het rationele en ook enigszins troostrijke besef dat we allemaal ooit ergens aan moeten doodgaan. Op het mesoniveau is gezondheid vooral een geldkwestie. Kunnen we de strijd tegen ziekten en dood nog volhouden met vergrijzing en steeds hogere kosten? Binnen dit mesoniveau bestaan twee dominante en vaak botsende denkrichtingen. De ene groep mensen gelooft heilig in curatieve oplossingen, de andere zoekt het in preventie. Tot slot is er nog het microniveau. Dat draait om de gevoelens van de patiënt en de consequenties die een ziekte in diens leven heeft. “In discussies over gezondheid mis ik het switchen tussen die niveaus.” Een mooi voorbeeld van hoe je lenig switcht, gaf bemiddelaar Johan Remkes tijdens het boerenprotest tegen de stikstofmaatregelen, vertelde Ten Bos “Een goede leider verbindt de mensen die verschillend denken.”
Wie na dit betoog nog niet openstond voor verschillende invalshoeken, zal dit waarschijnlijk nooit leren.

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.