Stichting Farma ter Verantwoording daagde AbbVie voor de rechter voor het maken van excessieve winst op het geneesmiddel Humira, dat werkt tegen reuma en andere ontstekingsziekten. De stichting had laten berekenen dat AbbVie tussen 2004 en 2018 in Nederland maar liefst 1 miljard euro aan bovenmatige winst heeft gemaakt. Dat is de behaalde winst naast de ‘eerlijke’ winst van 29 procent van de omzet. Die 1 miljard is letterlijk aan ons zorgstelsel onttrokken en had goed besteed kunnen worden aan andere hoognodige zorg aan patiënten.
Winst ten koste van volksgezondheid
Farmaceuten mogen – en moeten zelfs – winst maken om nieuwe medicijnen te ontwikkelen, maar niet een excessieve winst die ten koste gaat van de volksgezondheid. Volgens de stichting schond AbbVie mensenrechten, zoals het recht op gezondheid, en maakte het bedrijf misbruik van zijn monopoliepositie. Een inhoudelijk oordeel van de rechter in dit ene geval had een precedent kunnen scheppen voor het stellen van grenzen aan medicijnprijzen. Excessieve winsten zijn immers eerder regel dan uitzondering bij Big Pharma.
Terrein van de wetgever
De rechter deed echter geen inhoudelijke uitspraak. Niet omdat het mateloos opslokken van belastinggeld voor eigen gewin geen kwalijke zaak is, maar omdat de stichting niet zelf direct getroffen wordt door het handelen van AbbVie. In het persbericht over deze zaak schrijft de rechtbank: “Het is niet aan de rechter om een algemene norm te stellen als de uitspraak geen concrete gevolgen heeft voor de partijen in de procedure. Dat is het terrein van de wetgever.”
Hoewel het jammer is dat de rechter zich niet inhoudelijk uitspreekt over een zaak met grote maatschappelijke impact, snijdt het wel een goed punt aan. Het is aan de wetgever – oftewel de regering en de Eerste en Tweede Kamer – om heldere normen te stellen die ervoor zorgen dat farmaceuten geen oneindig hoge bedragen kunnen opstrijken en daarmee andere belangrijke zorg verdringen. Een gang naar de rechter zou helemaal niet nodig moeten zijn.
Actie van de wetgever is in dit geval nog meer op zijn plek omdat het zelf slachtoffer is van de ongelimiteerde geldzucht van sommige farmaceuten. De overheid betaalt vaak veel te veel voor nieuwe medicijnen, kan deze bestedingen van belastinggeld niet verantwoorden en kan door de onnodig hoge uitgaven niet de best mogelijke zorg voor haar burgers garanderen. Door geen normen te stellen, brengt de wetgever zichzelf – en de maatschappij die hij moet dienen – in de problemen.
Grenzen stellen en transparantie
Waar de rechter geen inhoudelijk oordeel wil vellen, doen burgers dat wel. Twee weken voor de rechterlijke uitspraak werd het rapport gepubliceerd van de burgerraadpleging over dure geneesmiddelen. De boodschap van het burgerplatform was glashelder: er moet een einde komen aan buitensporige winsten van farmaceuten. Het roept de overheid op om duidelijke grenzen te stellen aan onredelijke prijzen en transparantie over de prijsopbouw te eisen van fabrikanten.
Zowel de rechterlijke uitspraak als de burgerraadpleging geven aan: de wetgever is aan zet. Zeker in een tijd van grote zorgen over de betaalbaarheid, kwaliteit en toegang tot de zorg, kunnen we farmaceuten niet eindeloos hun zakken laten vullen.
Door: Ella Weggen, expert geneesmiddelenbeleid bij Wemos, een maatschappelijke organisatie die zich inzet voor toegang tot goede gezondheidszorg voor iedereen.
Medicijnprijzen moeten EU breed afgesproken worden anders worden we als landen tegen mekaar uitgespeeld. Dat zie je nu al door het preverentiebeleid wat de zorgverzekeraars doen, er ontstaan tekorten in Nederland maar in bijvoorbeeld Duitsland is er voldoende voor hande omdat de pharmamaffia daar meer kan verdienen aan het medicijn.