Artikel bewaren

U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Aanbevelingen aan VWS voor Wet BIG: schep helderheid en geef betere voorlichting

Het ministerie van VWS heeft adviesbureau Ecorys de opdracht gegeven om het functioneren van de Wet op de Beroepen in de individuele gezondheidszorg (Wet BIG) te onderzoeken. Minister Kuipers schuift besluitvorming over de wet voor zich uit en heeft nieuwe onderzoeken uitgezet.
Healthcare Worker At Home Visit
© filadendron / Getty Images / iStock

Minister Kuipers stuurt het onderzoek mee in een bijlage van een brief die hij heeft gestuurd naar de Tweede Kamer. Aanleiding van het onderzoek is dat de Wet BIG door veel zorgprofessionals als vaag wordt gezien. Onduidelijk is vaak wat de kwaliteitseisen zijn en welke beroepsgroepen onder de wet vallen. Ook zijn diverse onderdelen van de wet met elkaar in strijd.

Aanbevelingen

Vanuit het ministerie van VWS moet betere voorlichting komen over de Wet BIG om onduidelijkheden en interpretatieverschillen weg te nemen, schrijft Ecorys. ‘VWS is als eerste aan zet om de regelgeving te verduidelijken om genoemde missverstanden en onzekerheden op te helderen. Vervolgens zijn de beroepsgroepen aan zet om hun achterban te informeren.’

Ecorys pleit voor een ‘duidelijk juridisch kader’ waaraan voorbehouden handelingen worden getoetst. Flexibilisering van de regeling voorbehouden handelingen kunnen het beste worden vastgelegd in AMvB’s. Plus: ‘Borg de actualiteit van de lijst met voorbehouden handelingen door een heldere procedure voor aanpassingen.’

Taakherschikking

Verder adviseert Ecorys de Tweede Kamer en de regering om meer beroepsgroepen een functioneel zelfstandige bevoegdheid te geven voor een taakherschikking. Uitgangspunt is dat de bekwaamheid van de beroepsgroepen objectiveerbaar moet zijn. Ook moet het hier gaan om routinematige handelingen van beperkte complexiteit.

Specifiek advies aan VWS is de mogelijkheden te verduidelijken van de opdrachtregeling om taakdelegatie te faciliteren: ‘Schep helderheid over wat wordt verstaan onder generieke opdrachten, voorwaardelijke opdrachten en het doordelegeren van een opdracht en communiceer dit aan beroepsgroepen.’

Tenslotte doet Ecorys de aanbeveling om de huidige criteria voor artikel 3, 34 en 36a ‘scherper en transparanter’ toe te passen: ‘Dat betekent dat deze criteria ook in de experimenteerregeling moet worden toegepast.’

Rapport informatie

Rapport naam:
Onderzoek naar voorbehouden handelingen en toelating beroepen in de Wet BIG
Sector:
Ziekenhuis
Soort:
Beleid
Afkomst:
ECORYS en Pro Facto
Auteur:
Dr. Rosanne van Seben, Daniek Korver, MSc, ir. Lucienne Berenschot, mr, Nicolette Woestenburg, Jeanne Cazemier, MSc, prof. dr. Heinrich Winter
Aantal pagina’s :
64
Verschijningsdatum:
24 februari 2022
Samenvatting:

In algemene zin komt uit ons onderzoek naar voren dat onbekendheid heerst over de precieze invulling van de regeling voorbehouden handelingen en de criteria voor nieuwe beroepen. Interpretatieverschillen en misvattingen blijken voor een groot deel ten grondslag te liggen aan de problemen die worden ervaren in de praktijk. Deze onduidelijkheden bestaan vooral over de reikwijdte van de opdrachtregeling, de noodzaak voor zelfstandige bevoegdheid en de verhouding tussen artikel 3 en artikel 34.

Bij de opdrachtregeling wordt bijvoorbeeld een te strikte één-op-één relatie tussen opdrachtgever en opdrachtnemer verondersteld, waardoor ook bij routinematige handelingen steeds een opdracht van een zelfstandig bevoegde wordt gevraagd. Daarnaast bestaat de vraag bij zowel opdrachtgevers als opdrachtnemers wie verantwoordelijk is als er iets mis gaat. Hierbij is de gedachte dat verantwoordelijkheden beter zijn belegd en aansprakelijkheid beter is geregeld wanneer een zorgverlener zelfstandig bevoegd is voor het uitvoeren van handelingen, omdat zelfstandig bevoegden in artikel 3 staan en daarmee voor hen wettelijk tuchtrecht geldt.

Gevolg van meer zelfstandige bevoegdheden is echter dat vooral een versnippering in bevoegdheden plaatsvindt, met onder andere onduidelijkheid voor de patiënt als gevolg en verminderde noodzaak tot samenwerking en onderlinge afstemming – juist een vereiste voor kwaliteit en veiligheid.

Ook de criteria voor toelating van een beroep tot artikel 3 of artikel 34 zijn vaak onbekend, of soms zijn de hoofdcriteria wel bekend, maar niet de precieze invulling. Onze observatie is dat deze onduidelijkheden leiden tot een groter beroep op regulering door de wetgever, in de vorm van aanvragen voor zelfstandige bevoegdheid en aanvragen voor opname in artikel 3 of artikel 34.

Waar nu vaak naar zelfstandige bevoegdheid wordt gekeken als oplossing, kan een beter gebruik van andere modellen om een bevoegdheid te krijgen, zoals de functioneel zelfstandige bevoegdheid en de bevoegdheid voor deelhandelingen, en van de opdrachtregeling in veel gevallen een afdoende oplossing bieden. Dat dient de kwaliteit van zorg omdat het vraagt om duidelijke afspraken en afstemming tussen de verschillende beroepsgroepen. In de EffectenArena werd daarnaast gewezen op de vermindering van administratieve lasten die dit met zich meebrengt.

Ook wordt artikel 3 ten onrechte als het ‘hoogst’ haalbare gezien. Al ontkennen beroepsgroepen dat erkenning en status een reden zijn om een aanvraag in te dienen, het speelt geregeld wel mee, niet in de laatste plaats omdat ook praktijkervaringen laten zien dat opname in de wet het bijvoorbeeld gemakkelijker maakt een vergoeding via de zorgverzekeraars te krijgen.

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.