De vraag is of twee kapiteins op een schip gaat werken. Beide ministers gaan immers een budget delen en een ambtelijke staf, waaronder de hoogste ambtenaar, de secretaris-generaal. Zolang de twee bewindslieden goed met elkaar overweg kunnen, is er niets aan de hand. Maar zodra er verschillen van inzicht opduiken, luidt de vraag: wie beslist er?
Politieke vragen
‘Technisch gezien is zo’n probleem op te lossen’, zegt Wim Voermans, hoogleraar staatsrecht in Leiden. ‘Het budget is verdeeld over verschillende directoraten, die elk netjes een plek zullen krijgen bij een van de nieuwe ministers. Lastiger is het als er beleidsmatige verschillen van inzicht komen waar de ambtelijke top bij betrokken is. Je hebt immers maar een secretaris-generaal.’
‘Het staat een bewindspersoon met een eigen budget vrij om een eigen hoogste ambtenaar te benoemen, maar dat gaat natuurlijk wel vragen oproepen. Politieke vragen over de koers van het ministerie en vragen uit de samenleving over de kosten van zo’n besluit. Je kunt natuurlijk niets met zekerheid zeggen, maar dit kan de komende jaren problemen opleveren. Zeker is in elk geval dat je dergelijke problemen voorkomt als je maar een minister hebt.’
Lilianne Ploumen
De afgelopen jaren is het wel vaker voorgekomen dat er meer ministers op een departement werden benoemd, maar dan was er altijd een van de twee ondergeschikt. Je kon dat zien aan het gebruik van het voorzetsel ‘voor’. In het vertrekkende kabinet-Rutte-II was Lilianne Ploumen bijvoorbeeld minister voor Buitenlandse handel en Ontwikkelingssamenwerking, en daarmee in feite ondergeschikt aan minister van Buitenlandse Zaken Bert Koenders.
De keuze die Rutte-III maakt is wezenlijk anders. Wim Voermans moet ver terugzoeken in de parlementaire geschiedenis om een precedent te vinden, maar komt ten slotte uit op het kabinet-De Quay (1959-1963). ‘In dat kabinet had je twee ministers van Buitenlandse zaken, van wie Joseph Luns de bekendste was. Toen hem eens werd gevraagd naar het waarom van die dubbele ministerspost gaf hij een geestig antwoord. Nederland is een klein land, zei hij, dus we hebben heel veel buitenland.’