In 1942 vond Willem Kolff in Kampen de kunstmatige nier uit. Dat was de voorloper van de hedendaagse nierdialyse. Na zijn emigratie naar Amerika in 1950 bracht hij diverse kunstmatige organen op de markt. In 1956 ontwikkelde hij het kunsthart.
Worstjes
Kolff bouwde de kunstnier zelf uit eenvoudige hulpmiddelen. Zo was de waterbak waarin het bloed werd gespoeld afkomstig van een potten- en pannenfabriek. De waterpomp die de draaiende kunstnier luchtdicht en steriel aansloot op de slangen naar de patiënt kwam uit een T-Ford van de plaatselijke Forddealer. Voor het bewegen van het bloed gebruikte hij een aluminium trommel uit een neergeschoten Duitse bommenwerper. Het cellofaan waarin het bloed werd gewassen, kwam van de plaatselijke slager die het gebruikte om worstjes mee te draaien.
Geen onderzoeksgeld
In januari 1946 promoveerde Kolff aan de Rijksuniversiteit Groningen cum laude tot doctor in de geneeskunde met een proefschrift over de kunstmatige nier. Vervolgens startte Kolff met het ontwikkelen van een hart-longmachine, maar in het wederopbouwende Nederland was voor grootschalig nier- en hartlongonderzoek geen plaats of geld. Begin 1950 besloot Kolff daarom met vrouw en vijf kinderen te emigreren naar Amerika. Daar werd hij uiteindelijk wereldberoemd door zich met groot succes toe te leggen op het ontwikkelen van kunstorganen. (Zorgvisie-Carina van Aartsen)
Lees ook: