Bruins reageert in zijn Kamerbrief op de oproep van de NFK om meer nadruk te leggen op het psychosociale effect van kanker.
Uitkomstinformatie
Uit onderzoek van de NFK blijkt dat er bij een derde van de patiënten niet wordt gesproken over de langetermijngevolgen van de behandeling. Daarnaast geeft bijna de helft van de patiënten aan dat er geen aandacht is voor toekomstplannen of wat voor hen belangrijk is in het dagelijks leven. ‘Helaas is dit niet nieuw’, reageert de minister. ‘Juist daarom stimuleer ik, met de ontwikkeling van Uitkomstgerichte Zorg, dat beter in beeld wordt gebracht wat een behandeling op de lange termijn oplevert voor het leven van een patiënt.’
Bruins pleit voor uitkomstinformatie die verder strekt dan de medische uitkomst. ‘Juist welzijn en kwaliteit van leven zijn onderdeel van uitkomstinformatie.’ Hij haalt als voorbeeld de gevolgen van een prostaatkankerbehandeling aan. ‘Het is van belang om te weten wat de kans is dat je daarna incontinent blijft.’ Concrete gesprekken over de situatie en gevolgen van de patiënt is volgens hem individueel maatwerk, ‘waarvoor het individuele gesprek tussen zorgverlener en patiënt de crux vormt.’
Ambitie
De minister streeft om voor 2022 de helft van de ziektelast uitkomstinformatie beschikbaar te hebben. Een ambitie die ook met de partijen van het Hoofdlijnenakkoord Medisch Specialistische Zorg is afgesproken. ‘Daarnaast stimuleren we zorgaanbieders en zorgverleners om samen beslissen meer toe te passen.’ Onder meer via een ingezette campagne, het samen beslissen meenemen in opleidingen, het organiseren van randvoorwaarden en faciliteiten en het ontwikkelen van een platform waarbij elkaar er van elkaar geleerd kan worden.
Aan het implementeren van samen beslissen wordt volgens Bruins in momenteel in veel zorgorganisaties gewerkt. ‘Het lijkt me goed zorgaanbieders nu ruimte te bieden daar op een eigen manier vorm aan te geven.’ Daarbij kunnen zorgaanbieders veel van elkaar leren aldus de bewindsman. Maar het nu al vergelijken van metingen, zou innovatie en het van elkaar leren kunnen remmen. ‘En mogelijk meer administratieve lasten met zich mee brengen’, concludeert Bruins.
Verschillen ziekenhuizen
Daarnaast blijkt uit het onderzoek dat er grote verschillen zijn tussen ziekenhuizen. De UMC’s besteden het meest aandacht aan wat kankerpatiënten belangrijk vinden in het leven (53 procent). Gevolgd door de topklinische (48 procent) en algemene ziekenhuizen (43 procent). ‘Ik vind het onwenselijk dat er grote verschillen bestaan tussen ziekenhuizen in de mate waarin ze aandacht besteden aan wat mensen belangrijk vinden.’
Hij vindt dat de UMC’s als koploper een belangrijke rol hebben. ‘Ik vind het van belang dat voorlopers hun expertise en ervaringen op dit punt delen met andere ziekenhuizen, bijvoorbeeld in eigen regio.’ Bruins is daarom in overleg met de koepel van de UMC’s: de NFU.