Een onderzoek van het Erasmus MC toonde aan dat veel risicozwangerschappen niet worden herkend door eerstelijns verloskundigen. Daardoor is de babysterfte in Nederland erg hoog. De onderzoekers pleiten voor een andere opzet met een intensievere samenwerking tussen verloskundigen en gynaecologen. Veel zwangere vrouwen zouden op dit moment niet profiteren van de tweede- en derdelijns mogelijkheden. Arib vraagt daarom aan Klink om de samenwerking tussen de zorgverleners beter te organiseren. “Om babysterfte te voorkomen, moet er beter worden samengewerkt binnen de verloskunde.”

Behandelplan

Ook Jan van Lith, bestuurslid van de Nederlandse Vereniging voor Obstetrie en Gynaecologie, pleit voor betere samenwerking. “Er is veel mogelijk binnen de verloskunde. Gynaecologen en verloskundigen zouden bijvoorbeeld samen een behandelplan kunnen opstellen. De zwangere blijft gewoon bij de verloskundige, indien nodig kan een gynaecoloog ingeschakeld worden.” De richtlijnen voor verwijzing dienen daarbij wel duidelijk te zijn, meent Van Lith.

Financiële prikkels

Dat een zwangere (te) lang bij de verloskundige blijft, kan ook komen door financiële prikkels, stelt Arib. Van Klink wil ze weten hoe deze prikkels veranderd kunnen worden. Van Lith ontkent niet dat verloskundigen soms patiënten langer houden om financiële redenen. “Ik denk niet dat het zo zwaar is als wordt gezegd, maar er zijn wel schotten tussen de eerste en tweedelijn. Wij vinden het vooral belangrijk dat de zorg wordt verricht door de beste expertise. Een deel daarvan kan zelfs door verpleegkundigen opgevangen worden. Dit moet financieel natuurlijk goed geregeld worden.” (Zorgvisie – Mark van Dorresteijn / Twitter)

Lees ook:

PvdA wil verder met aanpak babysterfte

Klink: Extra geld beschikbaar tegen babysterfte

Brede aanpak bepleit in tegengaan babysterfte

Zorgvisie magazine

Interesse in meer achtergronden? Word nu abonnee van Zorgvisie.