Een woordvoerder van het ministerie wil niet nader toelichten hoe de aanwijzingsbevoegdheid wettelijk geregeld moet worden. Dat zal minister Klink uit de doeken doen in een brief over governance die op 26 juni in het kabinet wordt besproken.
Interview met Gerrit van der Wal
Ook inspecteur-generaal Gerrit van der Wal Inspectie voor de Gezondheidszorg zegt in een interview, dat in het juli-nummer van Zorgvisie verschijnt, dat er wordt gedacht over een wettelijke aanwijzingsbevoegdheid om afscheid te nemen van specialisten van wie het werk onder de maat is. Hij ziet dit als een uiterste stap. In eerste instantie komt een goede samenwerking met specialisten aan op “moed, beleid en trouw”. Van der Wal: “Als bestuurder ben je trouw aan je medewerkers en je steunt ze tot het uiterste. Je hebt beleid waarmee je aangeeft wat je met elkaar wilt als het gaat om veiligheid en kwaliteit. Daar hoort ook een aanspreekcultuur bij voor als het fout gaat. Als dat allemaal niet werkt, moet je als bestuurder de moed hebben te zeggen: ‘Dat doen we hier niet zo in dit huis. U werkt hier veilig of u werkt hier niet’.”
Wettelijke aanwijzingsbevoegdheid
Maar in een conflictsituatie met specialisten hebben bestuurders niet veel te zeggen, erkent Van der Wal. Een manier om bestuurders meer macht te geven, is “een wettelijke aanwijzingsbevoegdheid om de samenwerking met een specialist op te zeggen”.
Raden van bestuur zitten in de houdgreep
In maart constateerde de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RVZ) in een advies aan minister Klink ook al dat ziekenhuisbestuurders over onvoldoende macht beschikken in conflicten met medisch specialisten. “Directeuren zitten in de houdgreep van medisch specialisten en zijn vleugellam”, zei RVZ-voorzitter Rien Meijerink in een toelichting. Vaak delven bestuurders het onderspit. De gemiddelde zittingsduur van directeuren is 2,8 jaar. Klink zei toen het RVZ-advies een goede poging te vinden om in beeld te brengen of ziekenhuisdirecties wel voldoende instrumenten in handen hebben. Hij stelde dat het rapport belangrijk was voor zijn beleidsvorming rond het onderwerp toezicht in de zorg. (Zorgvisie – Bart Kiers)
Lees ook:
Balanceren aan de top
RVZ wil Orde met gezag
Van der Ham: ‘RVZ-kritiek niet helemaal onwaar’
het wegsturen van een medisch specialist moet een resultante zijn van een met waarborgen omkleed proces. waarborgen voor de medisch specialist dat ‘ie niet bloot komt te staan aan willekeur en hoor wederhoor wordt toegepast. Maar evenzeer waarborgen voor het bestuur die voldoende invloed en positie in het proces dient te hebben. Dat proces en wat er voor nodig is om dat proces correct en zorgvuldig te doorlopen is veel belangrijker te regelen dan enkel het feit dat een bestuur bij disfunctioneren van een specialist afscheid van hem/haar kan nemen. Voor dat laatste zijn er al voldoende juridische tools.
@brunette Mee eens, maar je kan deze stelling ook omdraaien. Het is niet zo dat één partij de waarheid in pacht heeft.
Brunette zit nog volledig gevangen in het heersende beeld, namelijk “de specialist is per defintie feilloos” en de directeur deugt niet omdat hij directeur is. Een merkwaardige omkering. Wie niet deugt voor zijn vak moet na herkansing gewoon weg. Dat geldt voor voetballers, trainers, directeuren en voor disfunctionerende dokters. Een college logica zou niet misstaan.
Soms is het beter dat een incapabel lid van de raad van bestuur vertrekt dan een welwillende specialist, dit kan de verkeerde partij treffen
Waarschijnlijk worden twee dingen door elkaar gehaald. Een disfunctionerende individuele specialist kan reeds nu een aanwijzing krijgen dan wel de toelating worden beëindigd op basis van de bestaande toelatingsovereenkomst. Dan is het de vraag wat de toegevoegde waarde is van een wettelijke aanwijzingsbevoegdheid.
De houdgreep kan daardoor slechts betrekking hebben op de collectieve verhouding tussen directie en de gezamenlijke medische specialisten? Daar kunnen zich conflicten voordoen maar die worden niet opgelost door een aanwijzingsbevoegdheid bij individueel disfunctioneren.