Van Loenen promoveert aan het Radboud UMC en voerde het onderzoek samen met het RIVM uit. Ze wilde op Europees niveau bekijken of huisartszorg kan bijdragen aan het verminderen van zorg in de tweede lijn. Haar conclusie: een goede eerstelijnszorg kan inderdaad veel tweedelijnszorg voorkomen.
Belang eerstelijnszorg
Van Loenen keek daarbij naar mensen met een chronische ziekte, zoals diabetes of COPD. Als zij op tijd door de huisarts of andere eerstelijns hulpverleners worden geholpen, kan verergering van hun symptomen tegen worden gegaan. Daardoor hoeven minder mensen met een chronische ziekte te worden opgenomen in het ziekenhuis, blijkt uit het onderzoek. In landen waar de eerstelijnszorg minder goed is georganiseerd, worden meer mensen met een chronische ziekte in het ziekenhuis geholpen, zo bemerkte Van Loenen. Maar, stelt de promovenda, natuurlijk zijn niet alle ziekenhuisopnamen bij mensen met een chronische ziekte te voorkomen.
Weinig ziekenhuisopnamen in Nederland
Van Loenen kwam ook tot de conclusie dat het aantal opnamen in de tweedelijnszorg hoger is in landen waar meer ziekenhuisbedden zijn. Nederland heeft – in vergelijking met veel andere westerse landen – een vrij laag aantal opnamen, concludeert Van Loenen. De eerstelijnszorg is hier dus goed geregeld en voor iedereen toegankelijk, maar dat is volgens de promovenda niet het enige waar landen op moeten letten. Ze geeft aan dat vooral de balans tussen het eerste- en tweedelijns zorgaanbod belangrijk is.