Artikel bewaren

U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Ross: “Zonder WMO dreigt stagnatie”

De komst van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) zorgt voor veel onrust. Maar dat hoeft niet, vindt staatssecretaris Ross. “De WMO zal de vermaatschappelijking van zorg een impuls geven.”

‘Zonder WMO dreigt stagnatie’

De WMO is een bedreiging voor de vermaatschappelijking van zorg. Bijna zestig procent van de geënquêteerden in de ZorgVisie-enquête (zie pagina 16) steunt die stelling, maar staatssecretaris Ross ziet het anders. “De WMO zal inclusief beleid juist bevorderen. Als die wet er niet komt, dan dreigt de vermaatschappelijking juist te stagneren.” Ross legt uit dat door de WMO gemeenten niet om vermaatschappelijking heen kunnen. Ze moeten immers een beleidsstuk maken waarin staat wat ze gaan presteren op de negen prestatievelden van de WMO. De WMO is een participatiewet: gemeenten moeten precies aangeven hoe ze in hun beleid rekening houden met gehandicapten, ggz-cliënten, ouderen en mantelzorgers. “Het kan niet zo zijn dat een gemeente bijvoorbeeld zegt: ‘Er wonen hier wel gehandicapten in de wijk, maar die zijn van Philadelphia. Die zorgt daar goed voor, dus hoeven wij niets te doen.’ Nee, gemeenten moeten aangeven hoe ze de maatschappelijke participatie realiseert. Er zullen daardoor veel nadrukkelijker dan nu contacten ontstaan tussen gemeentelijke beleidsmakers en instellingen. Dat gaat een verandering bewerkstelligen.”

Controle

Gemeenten zijn goed in plannen maken, maar wie controleert of ze die ook uitvoeren? De staatssecretaris laat dat over aan het lokale politieke krachtenveld. Ze heeft vertrouwen in de democratische controle en inspraakmogelijkheden van het lokale bestuur. Wel versterkt Ross de positie van cliëntengroepen, die ouderen, gehandicapten en ggz-cliënten vertegenwoordigen. De cliëntengroepen worden betrokken bij het formuleren van de doelstellingen van de prestatievelden. De cliëntengroepen geven een advies aan de gemeenteraad over het WMO-beleidsplan. Vervolgens moeten gemeenten aan burgers laten zien of deze prestaties ook zijn gehaald en kunnen cliëntengroepen aangeven of ze daarover tevreden zijn. “Cliënten gaan het presteren van gemeenten tegen het licht houden. Ze zullen vergelijkingen maken tussen gemeenten. Met wethouders die er niets van bakken, wordt afgerekend.”

Menigeen denkt dat de WMO een aardverschuiving teweeg zal brengen, maar Ross legt uit dat de WMO voor een groot deel gaat over wat gemeenten nu ook al doen. “Ze moeten het alleen op een andere manier gaan doen en het anders inzichtelijk maken”, licht Ross toe. “We weten nu helemaal niet wat de opbrengst is van de drie miljard die gemeenten jaarlijks aan welzijn besteden. Dat wordt nu zichtbaar.” Ook de portefeuille van de wethouder welzijn wordt verzwaard. Die gaat ineens over veertig procent van het gemeentebudget en wordt zo een belangrijke tegenspeler voor zijn collega’s van ruimtelijke ordening en economie.

Toch is de weerstand tegen de WMO groot. De angst bestaat dat het om een bezuinigingsmaatregel gaat, dat de wet zal leiden tot versnippering van het aanbod, dat gemeenten niet klaar zijn voor hun regierol en dat marktwerking in de zorg de vermaatschappelijking belemmert. “Ik snap de angst voor nieuwe dingen wel, maar bij de WMO is die ongegrond als je naar de feiten kijkt”, reageert Ross. Het is volgens haar een hardnekkig misverstand dat de WMO een bezuinigingsmaatregel zou zijn. “Gemeenten worden niet opgezadeld met de kosten voor de vergrijzing. Integendeel, ze krijgen een aparte compensatie voor de kosten van de vergrijzing. Tegelijkertijd doet de wet ook een beroep op de zelfredzaamheid van mensen. Het geld moet gaan naar de mensen die het zwakste staan.”

Versnippering

Nog een misverstand: de WMO bedreigt het integrale AWBZ-pakket dat gehandicapten, ggz-cliënten en ouderen van instellingen krijgen, omdat ze de welzijnscomponent voortaan van de gemeenten krijgen. De vrees is dat dit leidt tot een versnippering van de deskundigheid, waarvan burgers de dupe zullen worden. Onzin, stelt Ross: “In deze kabinetsperiode is er geen sprake van dat de activerende en ondersteunende begeleiding naar gemeenten gaat. Los daarvan is het nooit de bedoeling geweest de snoezelbak van AWBZ-instellingen voor rekening van de gemeente te laten zijn. Voor zelfstandig wonende cliënten met een indicatie voor een beschermde verblijfsomgeving verandert de WMO helemaal niets. Die krijgen gewoon hun integrale AWBZ-pakket, inclusief de huishoudelijke verzorging.”

Voor gehandicapten zal de WMO juist een vooruitgang zijn, verwacht de staatssecretaris. “Gemeenten krijgen juist meer verantwoordelijkheid voor het welbevinden van deze burgers. Ze moeten inclusief beleid voeren. Ze komen er niet door enkel mensen vanuit de instellingen de wijk in te helpen en zich verder niet om ze te bekommeren. Ze moeten ervoor zorgen dat mensen niet vereenzamen.”

En dan is er nog de vrees dat gemeenten de hun toebedeelde regierol niet waar kunnen maken. Vooral kleine gemeenten zouden niet in staat zijn de regie te voeren over grote regionale zorginstellingen en woningcorporaties, die qua bestuurlijke slagkracht en professionaliteit gewoon een maatje te groot zijn. Maar Ross denkt dat gemeenten prima gesprekspartner kunnen zijn. Ook de kleintjes? “Sterker nog, die hebben het voordeel dat de lijntjes kort zijn. Er zijn vaak goede contacten op persoonlijk niveau met de zorgaanbieder. Een grotere schaal heeft het nadeel van anonimiteit. Kleine gemeenten hebben ook niet de neiging tot bureaucratiseren, want daar hebben ze de tijd en de mensen niet voor.” En voor gemeenten met een gebrek aan beleidskracht hebben VWS en VNG een ‘gereedschapskist’ ontwikkeld waarin precies staat hoe gemeenten de WMO moeten uitvoeren.

Marktwerking

Het Sociaal en Cultureel Planbureau stelde afgelopen zomer in een rapport vast dat marktwerking de vermaatschappelijking belemmert. Partijen die zouden moeten samenwerken, gaan juist de concurrentie aan met elkaar. Twee sturingsprincipes – marktwerking en overheid – botsen. Maar de staatssecretaris deelt die conclusie niet. Ze wijst erop dat AWBZ-aanbieders voorlopig alleen nog kunnen concurreren op kwaliteit, omdat de rijksoverheid nog steeds de tarieven vaststelt. Alleen bij de huishoudelijke zorg zal dat anders zijn. Maar Ross merkt op dat de kwaliteitseisen daarvoor dezelfde zijn als in de AWBZ. “Gemeenten moeten zorgaanbieders contracteren die het beste in staat zijn om gemeentelijke doelstellingen te verwezenlijken. Dus niet zo goedkoop mogelijk. Het moet ambitieuzer, want anders zullen de cliëntenvertegenwoordigers geen positief advies uitbrengen over het gemeentelijke beleidsplan.”

De bedreigingen die menigeen ziet in de WMO, zijn in de ogen van Ross dus ongegrond. De angsten komen voor een belangrijk deel voort uit onduidelijkheid. VWS kan die echter niet wegnemen door actieve voorlichting, zolang de wet niet is aangenomen in de Tweede Kamer. Tot het plenaire debat in de Kamer in november past terughoudendheid. Daarna start de voorlichtingscampagne. “We willen mensen uitleggen dat ze voordeel hebben bij de WMO. Dat ze een appèl kunnen doen op gemeenten voor inclusief beleid. Ze kunnen zeggen: ‘Ik wil niet alleen de rolstoel, ik wil ook de stoep op en af.” Het gaat niet alleen om een product, maar om de maatschappelijke participatie. Zonder de WMO stokt de vermaatschappelijking.”

Ross verzet zich tegen de neiging vermaatschappelijking te zien als een politiek-ideologische werkelijkheid waar naartoe wordt gewerkt. Vermaatschappelijking is voor haar in eerste instantie iets dat mensen zelf willen. “De erkenning van die wens moet zijn politieke vertaling krijgen. En als ouders liever willen dat hun gehandicapte kind in de veilige omgeving van een instituut leeft, dan moet daar respect voor zijn. Het welbevinden van de mensen om wie het gaat moet het vertrekpunt zijn.”

(ZorgVisie)

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.