Oefening baart kunst, dat begrijpt iedereen. Hoe vaker chirurgen een operatie doen, hoe meer bedreven ze erin raken. Sinds de jaren zeventig zijn duizenden wetenschappelijke studies gepubliceerd, waarvan het merendeel het positieve verband aantoont tussen volume en kwaliteit. Maar tot verrassing van Roos Mesman, tegenwoordig werkzaam als consultant bij Twynstra Gudde, analyseerde slechts een klein aantal studies, 27 om precies te zijn, ook mogelijke verklarende factoren. ‘De meeste onderzoekers wilden kennelijk alleen weten of er wel of geen verband is tussen volume en kwaliteit. Een kleine minderheid toonde interesse in het ontrafelen van het werkingsmechanisme waardoor volume leidt tot meer kwaliteit. Terwijl dit juist aanknopingspunten biedt voor kwaliteitsverbetering in alle ziekenhuizen, ongeacht het volume.’
Werken volgens de richtlijnen
Mesman vond in die onderzoeken drie sets van verklarende factoren. Als ziekenhuizen een groot aantal specifieke operaties doen, werken ze strikter volgens de richtlijnen. Daarnaast speelt de mate van specialisatie van de chirurgen een rol. ‘Het maakt uit of een algemeen chirurg een operatie doet of een chirurg die bijvoorbeeld is gespecialiseerd in oncologische operaties.’ Verder zit het verschil in kenmerken van het ziekenhuis. Ziekenhuizen met moderne apparatuur, die hun medewerkers scholen om hun kennis en kunde op peil te houden, behalen betere uitkomsten.
Chirurgen: focus en vaardigheden
Het wetenschappelijk bewijs was echter zo mager dat Mesman voor haar promotieonderzoek twintig Nederlandse chirurgen heeft geïnterviewd over mogelijke verklaringen voor de relatie tussen volume en kwaliteit. Focus en vaardigheden, daar draait het om, zeggen de chirurgen. Ze geven aan dat het werken met vaste teams erg belangrijk is. Als de teamleden veel met elkaar werken, raken ze goed op elkaar ingespeeld en ontstaat een geoliede machine. Het onderhouden van technische vaardigheden is ook makkelijker bij een hoger volume. Hetzelfde geldt voor de communicatie tussen teamleden. ‘Hoe vaker de communicatielijnen worden getoetst en geoefend, hoe makkelijker en beter de communicatie gaat’, citeert Mesman één van de chirurgen. Ook belangrijk is welke medisch specialisten meedoen aan het stellen van de juiste diagnose. Multidisciplinaire diagnostiek leidt tot betere behandelplannen.
Meer dan behandelvolume
Oefening baart dus inderdaad kunst, volgens de chirurgen. Maar hoeveel oefening is nodig? Over het aantal minimale operaties per type behandeling verschillen de chirurgen met elkaar van mening. ‘Het wetenschappelijke bewijs voor volumenormen is flinterdun, realiseren de chirurgen zich. Alleen sturen op volume, zoals zorgverzekeraars enkele jaren geleden deden, is dan ook niet verstandig’, vindt Mesman. Ze zat zelf aan tafel bij onderhandelingen tussen ziekenhuizen en zorgverzekeraars. ‘Als een ziekenhuis één operatie te weinig deed, bijvoorbeeld 19 in plaats van 20, dan hield het gesprek op. Dat kan echt niet als chirurgen zelf vinden dat de afkappunten vrij arbitrair zijn. Ze geven aan dat je niet alleen naar volume moet kijken, maar ook moeten letten op de hiervoor genoemde proces- en structuurindicatoren. Je moet oppassen om heel strak te sturen op volume, zo lang je niet goed begrijpt waarom meer volume tot betere zorg leidt. Niet tellen, maar snappen, daar draait het om. Daarnaast is analyse van de uitkomsten van zorg cruciaal. Met volume aan alleen krijg je bijvoorbeeld geen zicht op de effectiviteit van de geleverde zorg, voor, tijdens en na de behandeling. Bij voorkeur vanuit het perspectief van patiënten.’
Artsen in the lead
Het is volgens Mesman een goede zaak dat de meeste zorgverzekeraars zijn afgestapt van het opstellen van volumenormen. Ze volgen nu de normen die de wetenschappelijke verenigingen van medisch specialisten zelf opstellen. Alhoewel CZ de lat nog hoger legt bij sommige behandelingen om zich te onderscheiden met selectieve zorginkoop. ‘Specialisten moeten in de lead zijn bij het opstellen van normen. Het veld heeft dit goed opgepakt. Specialisatie is goed, maar je hoeft er niet per se een getal aan te hangen.’
Een heel interessant onderzoek.
Als bestuurder van het Franciscusziekenhuis Roosendaal (tegenwoordig Bravis) heb ik reeds gepubliceerd dat de relatie volume en kwaliteit onbewezen is.
Het feit dat de normen worden opgesteld door de wetenschappelijke verenigingen is natuurlijk te prijzen. Wat tegelijkertijd echter niet goed aanvoelt is het feit dat deze wetenschappers in dienst zijn van de grotere Ziekenhuizen (vaak academisch) en ik me als bestuurder van een relatief klein ziekenhuis niet van de indruk kon onttrekken dat de minimale volumenormen alleen gehaald konden worden door de ziekenhuizen waarin deze wetenschappers zelf werkzaam zijn.
Hans Kevenaar
Breda, 13 december 2017
Een goede aanleiding om meer naar value based te kijken: heel goed om het veld zelf de norm te laten bepalen (als deze zichzelf eerlijk benchen als professional). Als het goed is leidt dat tot juiste concentratie van zorg en een goed afgestemd zorgpad. De kosten en daarmee ook de inkoop door verzekeraars zal daar van profiteren. Het enige wat ik in bovenstaand stuk mis is de (zorg)waarde door de patiënt ervaren. Dat zou voor zorgverleners en zorgverzekeraars ook een issue moeten zijn.