Vanaf 1 januari 2015 wordt wijkverpleging geleverd als vervanging van de extramurale functies verpleging en verzorging. Het artikel geeft een overzicht van verzekerdenkenmerken die mogelijk voorspellen welke ouderen wijkverpleging gebruiken. Daarvoor zijn cijfers uit 2012 van Vektis en over de Wet Tegemoetkoming Chronisch Zieken gebruikt.
Uitgaven
Onder uitgaven aan curatieve zorg verstaan de auteurs: huisartsenzorg, medicatie, hulpmiddelen, ziekenhuiszorg, ziekenvervoer, paramedische zorg en overige Zvw-zorg als ggz en mondzorg. Met name hogere uitgave aan huisarts en medicatie vergroot de kans om wijkverpleging nodig te hebben. Verder zien de auteurs dat hogere uitgave aan hulpmiddelen, medicijnen en paramedische zorg van invloed zijn op de hoeveelheid wijkverpleging die wordt gebruikt. Als deze uitgaven met één procent stijgen, stijgen de uitgaven aan wijkverpleging met respectievelijk 16, 15 en 13 euro. De auteurs kunnen nog niet precies zeggen hoe wijkverpleging en de curatieve zorg met elkaar samenhangen wegens gebrek aan de juiste data, ‘maar dit wordt wel mogelijk zodra bij Vektis ook declaratiegegevens uit de AWBZ over 2013 beschikbaar zijn’.
Gebruik wijkverpleging
Wijkverpleging wordt vooral gebruikt door chronische zieke ouderen. Ongeveer twee op de drie ouderen heeft een chronische ziekte. Bijna twee maal meer dan de groep die geen gebruik maakt van wijkverpleging. Ook heeft de groep ouderen met wijkverpleging veel vaker twee of meer chronische aandoeningen. De groep die wijkverpleging gebruikt is vaker vrouw en gemiddeld tien jaar ouder dan de groep zonder wijkverpleging. Op basis van de kenmerken kunnen verzekeraars een inschatting maken van de individuele vraag naar wijkverpleging door ouderen en zo voldoende wijkverpleging inkopen om aan hun zorgplicht te voldoen.