Gemeenten kunnen op basis van de cijfers van het ministerie onmogelijk bepalen hoeveel cliënten hoeveel zorg nodig hebben. De gegevens van het onderzoeksbureau Vektis (afkomstig van zorgverzekeraars) en het Centraal administratiekantoor (CAK) zijn tegenstrijdig en kloppen niet met de opgave van zorgaanbieders. Ze variëren van 25 tot 75 procent. Dat signaleert Tim Robbe, die circa 100 gemeenten begeleidt bij de inkoop van Jeugdzorg en Wmo, in een brandbrief aan het ministerie.
Cijferbrij
Margreet de Leeuw, wethouder Jeugdzorg in Helmond, zit met haar handen in het haar. ‘Gemeenten verdrinken in de cijferbrij van VWS.’ Een voorbeeld. De jeugd-zorginstellingen in de regio Helmond en Eindhoven zeggen tachtig plekken in hun instellingen te hebben. Volgens de gegevens van VWS zouden dat er veertig moeten zijn. Er komen dus veertig dure cliënten bij á 150.000 euro per plek. De gemeenten kunnen die cliënten niet weigeren, want ze hebben zorgplicht. Volgens het overgangsrecht behouden bestaande cliënten de zorg die ze nu ontvangen. Maar er komt zo wel een groot financieel probleem op het bordje van gemeenten, want het budget is niet toegesneden op zo veel extra patiënten. ‘Hoe gaan we dat behappen?’
Als gemeenten het geld voor die extra zorg zelf moeten ophoesten dan gaat dat ten koste ander geld voor Jeugdzorg. ‘De bedoeling is dat we kinderen eerder in beeld en dichterbij huis helpen, zodat er minder dure interne plekken nodig zijn. Voor dat beleid is dan geen geld meer.’
Helmond, dat voor de aanbesteding van jeugdzorg optrekt met vijf andere gemeenten, kan niet anders dan de korting op het budget doorgeven aan de jeugdzorginstellingen. De korting bedraagt circa vijftien procent. Ze begrijpt dat dit als een zwaard van Damocles boven de instellingen hangt. ‘We willen niet dat ze omvallen, maar we kunnen niet anders.’
Vertaalslag
Gert Dekker herkent zich ook in het beeld dat Tim Robbe schetst. Hij is Wmo-inkoopleider voor de stad Groningen en nog 21 andere gemeenten. De gegevens van Vektis en het CAK maken niet duidelijk welke burgers hoeveel zorg nodig hebben. Ze waren laat beschikbaar en veranderden ook voortdurend. ‘Het zou gemakkelijker zijn als VWS had gezegd: “Dit is het budget, dit is de korting, dit zijn de aanbieders en dit zijn de burgers die begeleiding nodig hebben.” We hebben nu zelf een complete vertaalslag moeten maken.’
Groningen heeft bij alle zorg-in-natura-aanbieders de productievolumes opgevraagd en op basis daarvan vastgesteld hoe de markt is verdeeld. Om te voldoen aan het overgangsrecht, wordt die verdeling in 2015 voortgezet, als het aan de gemeenten ligt. Nieuwe zorgaanbieders komen in Groningen dus niet aan bod. De huidige zorg-instellingen hebben net een aanbod gekregen. Het budget dat ze krijgen is afgeleid van het ijkjaar 2013, minus een korting van 17,8 procent. Daar moeten de zorgaanbieders zowel oude als nieuwe klanten voor helpen in 2015. De aanwas van nieuwe hulpvragers proberen de gemeenten te beperken met streng indiceren. Keukentafelgesprekken moeten leiden tot andere oplossingen, waarbij burgers meer zelf doen. ‘De hamvraag is nu of de zorgaanbieders deze klap kunnen opvangen. Dat horen we volgende week.’