SP-leden Henk van Gerven en Maarten Hijink stellen in hun initiatiefnota: ‘Steeds duidelijker wordt dat de GGD’en onvoldoende zijn toegerust om te voldoen aan de grote druk die op hen gelegd wordt en de taken die zij dienen uit te voeren.’
Financiering
GGD’en vallen onder de gemeenten en voeren gezondheidsbeleid uit. Gemeenten financieren dit grotendeels vanuit het gemeentefonds, de jaarlijkse bijdrage die zij van het rijk ontvangen. De bijdragen uit het gemeentefonds zijn niet geoormerkt. Daarnaast ontvangen GGD’en geld van het Rijk en derden.
Verschillende Kamerleden merken op dat er in het coalitieakkoord weliswaar 300 miljoen euro is gereserveerd voor zogenoemde ‘pandemische paraatheid’, maar dat structurele financiering voor de GGD ontbreekt. Op de vraag naar mogelijkheden om de basisfinanciering van GGD structureel te laten toenemen, antwoordt staatssecretaris Maarten van Ooijen: ‘Die zitten vooral in het veld van de ‘pandemische paraatheid’.’
De SP dient aan het eind van de debat een motie in om een plan op te stellen voor een andere financieringswijze voor de GGD. De partij wil geld voor publieke gezondheid reserveren zodat het niet voor andere doeleinden binnen de gemeente kan worden ingezet. Van Ooijen ontraadt de motie omdat deze een fundamentele stelselwijziging zou betekenen. ‘Er zijn redenen om op een aantal elementen specifieker te financieren, maar niet in zijn geheel.’
Coronacrisis
De minister gaat alleen over de coördinatie van de infectieziektebestrijding, maar is bestuurlijk niet verantwoordelijk voor de uitvoering. Die verantwoordelijkheid is belegd bij de veiligheidsregio’s. Belangrijk bij de infectieziektebestrijding zijn de 25 GGD’en en de 25 geneeskundige hulpverleningsorganisaties in de regio (GHOR’en). De GGD’en gaan over de uitvoering van de infectieziektebestrijding, zoals het bron- en contactonderzoek. De bestuurlijke verantwoordelijkheid van de infectieziektebestrijding ligt echter bij de GHOR. De GGD’en vallen bestuurlijk onder de burgemeesters en wethouders en de GHOR valt bestuurlijk weer onder de veiligheidsregio’s. Kortom, zo stelt de SP: ‘Er zijn zoveel partijen bij betrokken met verschillende rollen en verantwoordelijkheden dat uiteindelijk niemand echt verantwoordelijk is: iedereen gaat erover, dus gaat niemand erover.’
Op de vraag wat de staatssecretaris vindt van de manier waarop de GGD’en zijn georganiseerd, antwoordt deze dat ‘het goed heeft gewerkt. Het is een pendel tussen decentraal en centraal aangestuurd. De pendel helt over naar decentraal. In normale tijden is dat een goede organisatiestructuur. Ook omdat regio’s van elkaar verschillen. Gemeenten leggen verantwoording af aan de gemeenteraad over functioneren van de GGD. Ik denk dat dit echt zijn vruchten heeft afgeworpen. Met de nuance dat we moeten nadenken of dit in crises niet anders zou moeten.’
Landelijke functionaliteit
Van Ooijen ziet ook dat GGD’en tijdens de coronapandemie de mogelijkheden misten om ‘snel te kunnen opschalen en te kunnen sturen op grootschalige taakaansturing’. De staatssecretaris licht toe dat het RIVM en de GGD’en momenteel een voorstel uitwerken voor een landelijke functionaliteit infectieziektenbestrijding. Van Ooijen verwacht ‘dit voorjaar’ een voorstel aan de Kamer te kunnen sturen, want ‘Er is echt nog wel even tijd nodig om die positionering goed te kunnen vormgeven.’ Desgevraagd zegt hij dat dit voorjaar ‘nog geen concreet wetsvoorstel’ is te verwachten: ‘dat volgt daarna.’
De Kamerleden benadrukken dat dit plan wat hen betreft niet moet leiden tot extra bureaucratie. VVD-Tweede Kamerlid Rudmer Heerema: ‘Ik wil onder geen beding een extra laag in het zorglandschap. En ik wil nu uw toezegging.’ Van Ooijen: ‘De positionering van de landelijke functionaliteit past binnen het bestaande landschap en wat daar het meest wenselijk is.’