Artikel bewaren

U heeft een account nodig om artikelen in uw profiel op te slaan

Login of Maak een account aan
Reacties0

Staatssecretaris Bussemaker: ‘Het is vijf voor twaalf’

Meer aandacht voor de werkvloer, meer stageplaatsen en minder papierschuivende managers. Staatssecretaris Jet Bussemaker ziet veel mogelijkheden om de zorg aantrekkelijker te maken voor nieuwe werknemers. Maar de sector zal het vooral zelf moeten doen.
Staatssecretaris Bussemaker: 'Het is vijf voor twaalf'

Maandagochtend 11.10 uur: staatssecretaris Jet Bussemaker komt uit het wekelijkse overleg van de ministerstaf (de top van VWS, red.) gesneld. Heeft nog even een onderonsje met minister André Rouvoet, geeft haar secretaresse een opdracht en schuift dan op haar vaste plaats aan de vergadertafel op haar kamer.

Zou u zelf in de zorg willen werken?

“Ja, dat kan ik me heel goed voorstellen. Ik kan me indenken dat het enorm dankbaar is om in een verpleeghuis of verzorgingshuis te werken. Maar het lijkt me ook interessant om leiding te geven in een zorginstelling.”

Het imago van de zorg is niet goed, lezen we overal. Klopt dat, denkt u?

“Het rare is dat dat heel vaak in de krant staat, maar als je mensen in de zorg vraagt naar hun motivatie, is die buitengewoon hoog. Veel mensen die ik spreek, zijn enorm tevreden. Ik kan dat goed invoelen: de voldoening die het geeft om pijn te verlichten of een wond te verzorgen of iemand er verzorgd uit te laten uitzien.

Bij mensen die verder van de zorg af staan en bij jongeren, zijn de beelden negatiever. Dé grote uitdaging voor de toekomst is om ook aan hen te laten zien hoeveel het beroep van verpleegkundige of verzorgende inhoudt en hoe belangrijk dat werk is. We zijn daarom de campagne Trots op de Zorg gestart. Ik vind echt dat we terug moeten naar de werkvloer. Want dat zijn de mensen die het doen. Zij zouden de begeleiding moeten krijgen die ze nodig hebben.”

Waar denkt u dan aan?

“Vroeger had je een hoofdverpleegkundige die zelf eerst verpleegkundige was geweest. Zij was er in eerste instantie voor de mensen die ze onder zich had. Nu zie je heel vaak dat managers mensen van buiten zijn die voor hun verantwoording alleen naar de mensen boven zich kijken. Ik ga niet over individuele zorginstellingen, maar mijn boodschap is wel dat afdelingshoofden de mensen op de werkvloer moeten ondersteunen in plaats van zich bezig te houden met het tevredenstellen van de managers boven zich.”

Wat kan er nog meer verbeteren?

“Heel belangrijk is om meer gebruik te maken van ict. Ik zie daar veel terughoudendheid over in de zorg. Want men denkt dan dat het gaat over computers en administratie en niet over de patiënt. Ik kan me dat voorstellen, maar er zijn ook veel vormen van ict-gebruik die het werk kunnen verlichten waardoor je meer effectieve zorgtijd overhoudt. De meest simpele is het werken met zakcomputertjes. Je hoeft dan niet aan het eind van de dag voor de pc nog je zorgplan bij te werken maar je kunt de hele dag door gegevens invoeren. Je computer kan je dus ook vrijmaken om niet achter je bureau te hoeven zitten.”

Hoe gaat u de krapte op de arbeidsmarkt aanpakken?

“We moeten vooral zorgen dat het aantrekkelijk blijft voor nieuwe mensen om in te stromen, dat mensen die er werken, behouden blijven en dat die het liefst ook meer werken. Met name vrouwen met kleine deeltijdfuncties. Als alle deeltijdwerkers twee uur langer gaan werken en als ouderen iets later uittreden, hebben we er zo al honderdduizend voltijdfuncties bij.”

Willen die vrouwen dat wel?

“Ik vind het een heel belangrijke opdracht voor de Nederlandse samenleving om vrouwen te stimuleren meer te gaan werken. Dus moeten we zorgen voor heel goede kinderopvang. Ik ben ervan overtuigd dat vrouwen hun kinderen alleen naar de crèche willen brengen als het daar fantastisch is. Het moet zó leuk worden dat vrouwen er spijt van krijgen als ze hun kinderen niet naar de crèche of de buitenschoolse opvang sturen. Verder moeten we wel ervoor zorgen dat je er financieel meer aan overhoudt als je werkt. Dat gebeurt nu door de afschaffing van de heffingskorting. En er komt een regeling voor ouderschapsverlof. Dit soort maatregelen kan voor vrouwen betekenen dat ze in de zorg blijven werken.”

En verder?

“Bij de verzorgenden zitten de grootste tekorten op niveau drie. Wat we moeten doen, is mensen die nu op niveau een en twee zitten, bijscholen en laten doorstromen naar niveau drie. Daarmee maak je aan de onderkant ruimte voor de instroom van nieuwe mensen.

Samen met mijn collega’s Aboutaleb en Van Bijsterveldt hebben we met zeven gemeenten pilots ontwikkeld waarbij we op regionaal niveau afspraken hebben gemaakt met de lokale zorginstellingen, de gemeenten en de ROC’s om mensen die nu nog niet in de zorg werken daar in te laten groeien. Bijvoorbeeld herintreders, mensen met een uitkering, of allochtone vrouwen.”

U wilt 6000 extra mensen aan het bed. Is dat genoeg om aan de toenemende vraag naar zorg te voldoen? De Raad voor de Volksgezondheid & Zorg noemde onlangs een aantal van 700.000.

“Die 6000 mensen extra voor de ouderenzorg moet je niet zozeer zien als arbeidsmarktmaatregel. De inzet van meer handen aan het bed moet in de eerste plaats leiden tot meer contacturen met de bewoners. Op termijn hebben we inderdaad veel meer mensen nodig. Nu werkt 12 procent van de beroepsbevolking in de zorg, op termijn zal dat 20 tot 25 procent moeten zijn.”

Tegelijkertijd pleit u voor minder managers. Zijn er dan te veel?

“Bij sommige instellingen wel, bij andere niet. Soms is een op de vijf professionals al een hoofd, maar er zijn ook instellingen waar dat een op de honderdvijftig is. Dat kan doordat ze werknemers heel veel zelfstandigheid geven en goed opleiden. Op die manier heb je minder managers nodig. Ik zie graag meer managers zoals de vroegere hoofdverpleegkundige en minder managers die goed zijn in papieren aanleveren.”

In de ouderenzorg haken veel jongeren nog tijdens hun opleiding af. Wat kunt u daartegen doen?

“Ze haken af omdat ze geen geschikte stageplek kunnen krijgen. Dat vind ik onacceptabel. Ik weet dat zorginstellingen niet altijd voldoende financiële compensatie krijgen om stagiairs te begeleiden. Daarom komt er nu op mijn initiatief een stagefonds. Daarnaast ben ik met staatssecretaris Van Bijsterveldt aan het kijken hoe wij de maatschappelijke stages voor scholieren verder kunnen ontwikkelen voor de zorg. Het is veel tegelijk wat nodig is, maar ik vind echt dat dit de afgelopen jaren veel te weinig aandacht heeft gehad. Het is vijf voor twaalf in de zorg.”

Hoe zit het met de carrièrekansen in de zorg?

“Als je verzorgende bent, is dat fysiek zwaar werk. Ik vind dus dat er voldoende doorgroeimogelijkheden moeten zijn. De instellingen zelf hebben een enorm grote verantwoordelijkheid om die doorstroom vorm te geven. Het is ook wel weer zo: in de zorg weet je dat je altijd werk hebt. Misschien moet je wel eens van werkgever veranderen, dat zie je nu bij het gedoe met de thuiszorg, maar werk is er.”

Hoe kan een instelling zich als goede werkgever presenteren?

“Door te laten zien dat het een aantrekkelijke sector is waar je ook heel gemakkelijk in deeltijd kunt werken. En er is een wereld te winnen door veel meer te letten op individuele wensen bij het roosteren. Gewoon door creatief na te denken. Laatst waren we in Utrecht bij het Voorhoeve huis. Daar loopt dat heel goed. Moeders met kinderen kunnen vooral onder schooltijden werken. Anderen kiezen juist voor meer avonddiensten. Of mensen werken een periode veel achter elkaar en nemen daarna een lange vakantie.”

Zijn er instellingen die het niet goed doen?

“Wij merken dat er instellingen zijn die met hetzelfde budget veel slechter presteren dan andere. Kijk naar de thuiszorg. Er zijn instellingen die heel gemakkelijk opdrachten krijgen van gemeenten en geen enkel probleem hebben met de overgang naar de WMO. En er zijn thuiszorginstellingen die dat wel hebben. Ik hoorde pas van een instelling die woedend was omdat ze een opdracht niet had gekregen. Na de eerste woede zijn ze gaan nadenken hoe dat nou eigenlijk kwam. Toen kwamen ze erachter dat ze veel te veel mensen achter het bureau hadden zitten en te weinig mensen in de directe hulpverlening. Daardoor was hun overhead onnodig groot.”

Wat vindt u van de alfahulpconstructies in de thuiszorg?

“Dat vind ik een zeer ongewenste ontwikkeling. Ik heb niets tegen mensen die vrijwillig alfahulp zijn, maar mensen die in loondienst werken, dwingen om alfahulp te worden, dat kan niet. De functie van alfahulp zal qua salaris nooit kunnen concurreren met vergelijkbare functies in het bedrijfsleven, maar je moet wel redelijk kunnen verdienen. De maat moet zijn dat je economisch zelfstandig kunt zijn met een fulltime-aanstelling. Als alfahulp kan dat niet.

Het is onvermijdelijk dat er bij slecht functionerende instellingen mensen weg moeten. Maar met de vraag die er nu is naar verplegend en verzorgend personeel en gezien het feit dat andere instellingen die opdracht wel krijgen, moet het mogelijk zijn dat mensen die hun baan kwijtraken snel elders aan de slag gaan.

Ik vind het heel pijnlijk voor de individuele werknemers maar ik kan niet verantwoordelijk zijn voor thuiszorgorganisaties die geen goed management hebben of onder de kostprijs zijn gaan offreren. Want dat zou het belonen van slecht gedrag zijn.”

Hoe kunt u dan als staatssecretaris invloed uitoefenen?

“Ik kan werkgevers en bonden bij elkaar halen en samen met hen naar een oplossing zoeken. Ik heb twintig miljoen euro beschikbaar gesteld voor dit jaar om mensen aan het werk te houden en bij te scholen. Er is een meldpunt opgericht waar dreigende ontslagen kunnen worden gemeld. En we gaan het Centrum voor Werk en Inkomen erbij betrekken omdat die instantie op regionaal en lokaal niveau vraag en aanbod direct aan elkaar kan koppelen.”

De laatste bijeenkomst tussen werkgevers en bonden leverde niet veel op, toch?

“Wie zegt dat? Ik geloof dat Agnes Kant vond dat er niet veel uit was gekomen. Er waren daar aanbieders die met alarmerende verhalen kwamen. Maar wat bleek? De helft daarvan had nog geen enkel overleg gehad met de gemeente. Wij zeiden: ‘Dat is het eerste wat je moet doen. Zoek met elkaar naar oplossingen. Jullie hebben immers samen het contract afgesloten.'”

Dus er is toch iets uitgekomen?

“Ja, ik zie dat gemeenten hun verantwoordelijkheid nemen. Dat ActiZ haar verantwoordelijkheid neemt, want die wil ook die alfahulpconstructie niet. Ik denk niet dat wij in Nederland een zorgstelsel zouden willen waarin ik eenduidige decreten uitschrijf over hoe zorginstellingen het moeten regelen. Dan is het dus soms een ingewikkelder verhaal, omdat je het met elkaar moet doen. Maar ik blijf er tot mijn laatste snik alles voor doen om te verhinderen dat mensen worden gedwongen als alfahulp te werken.” (Redactie Zorgvisie – Carina van Aartsen)

Geef uw reactie

Om te kunnen reageren moet u ingelogd zijn. Heeft u nog geen account, maak dan hieronder een account aan. Lees ook de spelregels.