Om innovatieve en excellente patiëntenzorg, onderzoek, onderwijs en opleiding te blijven bieden, gaat het UMCG de komende jaren investeren in een nieuw operatiecentrum, nieuwe intensive care units en een acute opnameafdeling. Ook komt er een nieuwe clusterindeling van poliklinieken, waarbij de zorg rond patiëntgroepen is georganiseerd in plaats van rond medische specialismen, zodat de zorg efficiënter en meer patiëntgericht wordt.
Verpaupering infrastructuur
Om dit allemaal te verwezenlijken moeten besparingen gehaald worden in de bedrijfsvoering. Bestuursvoorzitter Jos Aartsen: ‘Het huidige gezondheidszorgsysteem gaat uiteindelijk leiden tot een verpaupering van de infrastructuur van zorg. De zorguitgaven zijn weliswaar beteugeld, maar er is nauwelijks ruimte voor innovatie. Om onze ambities te realiseren, moeten we dus kritisch kijken naar de bedrijfsvoering en zo geld vrijmaken voor de vernieuwing van onze infrastructuur.’
Vier jaar tien miljoen
Doelstelling van het UMCG is om vier jaar lang tien miljoen euro aan besparingen te realiseren door onder andere kritisch te kijken naar inkoop, externe inhuur, standaardisatie van werkprocessen en een efficiëntere inzet van diagnostiek. Tegelijkertijd moeten scherpe keuzes gemaakt worden in het zorgaanbod door te focussen op de complexe zorg en de basiszorg over te dragen.
Vitale netwerken
Aartsen benadrukte dat het tot de publiek-maatschappelijk taak van een UMC behoort om te innoveren en complexe zorg te bieden aan patiënten die hiervoor nergens anders terecht kunnen. Het aantal patiënten met kanker stijgt, orgaantransplantaties nemen toe en in de acute zorg zal verdere concentratie plaatsvinden. ‘Het zorglandschap verandert en samen met de regio nemen we het voortouw om ervoor te zorgen dat patiënten de beste behandeling op de juiste plek krijgen. Dat betekent ook dat we de oncologische zorg voor patiënten goed regelen en dat we in de Duitse grensregio gezamenlijk optrekken in infectiepreventie en antibioticaresistentie. Dat doen we door te investeren in ketenzorg en in het bouwen van vitale netwerken.’