Jaarlijks kreeg 11 procent van de jongeren tussen 2011 en 2016 een vorm van jeugdhulp (jeugd-ggz, jeugdbescherming, jeugdreclassering of een combinatie daarvan). Het grootste deel, ruim de helft, ontving ambulante zorg zonder verblijf. In 2014 zat er volgens het CBS even een dip in het aantal jeugdzorgontvangers. Dit zou echter niet komen doordat er minder jongeren zorg ontvingen, maar vooral doordat er dat jaar administratieve wijzigingen werden doorgevoerd.

Geen verschuiving jeugd-ggz

In 2016 nam het aantal jongeren dat jeugd-ggz ontving met 7 procent toe ten opzichte van een jaar eerder, blijkt uit het rapport ‘Jeugdzorg voor en na de Jeugdwet’ van het CBS. Waar er in 2015 362 duizend jongeren jeugd-ggz ontvingen, waren dit er in 2016 388 duizend. Vooral het aantal jongeren dat hulp kreeg van een wijk- of buurtteam nam toe, maar daar staat geen daling van het aantal jongeren in de gespecialiseerde jeugd-ggz tegenover. ‘Er is dus geen sprake van een verschuiving van duurdere gespecialiseerde zorg met verblijf naar goedkopere zorg dicht bij huis uitgevoerd door het wijk- of buurtteam’, concludeert het CBS. Vooral in Groningen en Limburg ontving tussen 2011 en 2016 een groot deel van de jongeren jeugd-ggz. Meer jongens dan meisjes kregen psychische hulp en de gemiddelde leeftijd bleef met ruim 10 jaar oud in de periode ongeveer gelijk.

Gemeenten verwijzer bij jeugdzorg

Uit het rapport blijkt ook dat het grootste deel van de jongeren die jeugd-ggz ontvangen in 2015 en 2016 werden doorverwezen door de huisarts. Wel nam het aandeel verwijzingen vanuit gemeenten in 2016 toe. Het CBS wil geen conclusies trekken over de behoefte aan jeugdzorg of de effectiviteit ervan, staat in het rapport te lezen.