Kinderen die bij de jeugdgezondheidszorg komen, kunnen het beste eerst worden gezien door een doktersassistent. Dat stelt Janine Bezem in een proefschrift dat zij op 28 november in Leiden verdedigde. De doktersassistent verwijst alleen door naar de jeugdarts of jeugdverpleegkundige als dat nodig is. Zo wordt extra zorg en begeleiding mogelijk voor kinderen die het echt nodig hebben.
Janine Bezem werkte jarenlang als jeugdarts voor kinderen van 4 tot 18 jaar. ‘Het viel me op dat ik relatief veel tijd kwijt was aan het controleren van veel kinderen met wie het goed ging,’ aldus Bezem. ‘Terwijl ik te weinig tijd kon besteden aan de kinderen met wie er echt iets aan de hand was.’
Opkomst controles
Haar onderzoek richtte zich op triage (beoordeling en selectie). Bezem onderzocht of controles bij kinderen van verschillende leeftijden zich leenden voor beoordeling door een doktersassistent. Daarnaast was het onderzoek ook gericht op de opkomst bij de controles, en of de doktersassistent eventuele problemen signaleerde.
De resultaten van het onderzoek zijn positief. ‘De opkomst was vergelijkbaar bij de reguliere methode en bij triage, en de signalering week niet af,’ aldus Bezem. ‘De kosten gingen omlaag, met name door minder inzet van de jeugdarts bij onderzoeken. Bij de groep van 5 tot 6 jaar daalden de kosten zelfs met 30 procent.’
Langs op school
Daardoor kunnen jeugdartsen en -verpleegkundigen vaker langskomen op school om kinderen met problemen te helpen. ‘Dat biedt leerkrachten een extra mogelijkheid om kinderen door ons te laten zien. Zij zien de kinderen elke dag en weten vaak of er problemen spelen. Daar maken we graag gebruik van.’
Alle Nederlandse kinderen hebben tot hun 18de verjaardag recht op jeugdgezondheidszorg. Kinderen van 0 tot 4 jaar komen regelmatig bij het consultatiebureau. Oudere kinderen krijgen nog vier maal een onderzoek bij een jeugdarts of een jeugdverpleegkundige, meestal op school.