Gemeenten houden geld over, omdat de tarieven voor de huishoudelijke zorg zo’n twintig procent goedkoper lager zijn dan in de AWBZ.
Bovendien laten ze de WMO voor 85 procent uitvoeren voor het goedkope alfatarief, terwijl dat in de AWBZ nog maar 25 procent was.
Geld op tafel voor behoud personeel
“Ik hoor in de wandelgangen dat gemeenten daardoor 180 miljoen overhouden”, zegt Vincken. “Gemeenten moeten hun maatschappelijke verantwoordelijkheid nemen en geld op tafel leggen om personeel in de thuiszorg te behouden voor de sector, zoals in Zeeland gebeurt.”
VNG: voorbarige cijfers
De Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) vindt cijfers over besparingen “onvolledig, voorbarig en gebaseerd op onjuiste veronderstellingen”, zegt woordvoerster Frea Broekman. Ze wijst erop dat nog geen onderzoek is gedaan waarin kosten in WMO en in de AWBZ worden vergeleken.
Bovendien levert de verschuiving van dure naar goedkope hulp nog geen besparing op, omdat die alleen geldt voor nieuwe cliënten en voor overgangscliënten vanaf het moment dat ze geherindiceerd worden. De grootste groep cliënten bij gemeenten zijn op dit moment de overgangscliënten, stelt Broekman.
Verplichte overname personeel
De 20 miljoen euro die Bussemaker reserveert voor bijscholing en de aanvulling van loon zal niet toereikend zijn, voorspelt Vincken. Hij verwacht dat minimaal 20.000 mensen beroep zullen doen op dat geld.
De vakbonden willen met de werkgevers in de CAO afspraken maken over de verplichte overname van personeel bij WMO-aanbestedingen. (ZorgVisie – Bart Kiers)
Lees ook: