Kruseman en andere wetenschappers namen 26 dossiers onder de loep van wilsonbekwame patiënten. Ze hadden allemaal een wilsverklaring met een verzoek tot hulp bij levensbeëindiging in geval van ondraaglijk lijden. De verzoeken waren allemaal door een gemachtigde gedaan. Toch werd hun verzoek niet gehonoreerd toen deze situatie zich voordeed. Met alle 26 patiënten was nog verbale of non-verbale communicatie mogelijk. 25 patiënten konden of wilden hun euthanasiewens niet bevestigen. Eén patiënt kon dat wel, maar vond het nog te vroeg. De Levenseindekliniek stelde bij één patiënt ondraaglijk lijden vast. Deze persoon at en dronk niet meer, had hallucinaties en gilde bij de verzorging. Zij overleed twee weken na melding op natuurlijke wijze.
Wilsverklaring is niet voldoende
Voor het honoreren van een wens tot hulp bij levensbeëindiging is een wilsverklaring niet voldoende. In een artikel dat donderdag in Medisch Contact verschijnt, concluderen de wetenschappers dat het verleggen van de grenzen aan wat nog dragelijk is bij vergevorderde dementie meer regel dan uitzondering is. Artsen doen er goed om de wilsverklaring regelmatig te bespreken, zodat patiënten erop kunnen rekenen dat artsen weten wat de recentste wens is. Als een patiënt zijn euthanasieverzoek en zijn lijden niet meer verwoorden, dan wordt uitvoering problematisch, aldus de wetenschappers.