Dat blijkt uit twee onderzoeken van Ecorys en Kantar Public. De onderzoekers namen de introductie van het longkankermedicijn nivolumab als voorbeeldcasus. Op 20 juli 2015 kwam Nivolumab als eerste medicijn in de pakketsluis. Sinds 1 maart 2016 is het onderdeel van het verzekeringspakket.
Medisch specialisten
Belanghebbenden zien dat het centraliseren van zorg tot een spanningsveld leidt binnen beroepsgroepen. Met name artsen in perifere ziekenhuizen lijken een deel van hun werk te verliezen. Nivolumab is voor meerdere indicaties inzetbaar. Het blijkt dat de beroepsgroepen de centralisatie voor iedere indicatie verschillend hebben georganiseerd. Dit zorgt voor onduidelijkheid bij diverse stakeholders.
Pakketsluis
Dure, nieuwe, medicijnen komen eerst in de sluis. Vergoeding van het medicijn zal alleen plaatsvinden als het voldoet aan de stand van de wetenschap en voldoende effectief is. Als er afspraken zijn gemaakt met de beroepsgroep over gepast gebruik en als VWS succesvol over de prijs heeft onderhandeld met de fabrikant. Na de sluisperiode komt een goedgekeurd medicijn op de Nederlandse markt en in de basisverzekering.
Omzetplafonds
Gedurende de sluisperiode zijn goede afspraken noodzakelijk met zorgverzekeraars om financiële dekking en toegang tot innovatieve middelen te borgen. Artsen geven aan dat ziekenhuizen financieel in de knel kunnen raken doordat ze zowel met nacalculatie als met omzetplafonds te maken hebben en dat niet alle verzekeraars nacalculatie hanteren voor sluisproducten. Hierdoor is financiële dekking verschillend per patiënt, hetgeen tot mogelijke belemmeringen in de toegang van zorg kan leiden.
Kwaliteitsnormen
Er heerst onduidelijkheid over de reden waarom bepaalde ziekenhuizen wel en andere niet mogen behandelen met innovatieve sluisgeneesmiddelen. De beslissing zou gebaseerd moeten zijn op objectieve en wetenschappelijk onderbouwde kwaliteits-/volume normen, zo vinden de ondervraagden.
Patiënten
De patiënten(verenigingen) geven aan dat effecten van centralisatie weinig inzichtelijk worden gemaakt. Daarnaast wordt de patiënt niet betrokken in de totstandkoming van gecentraliseerde zorg, en is er voor de patiënt onvoldoende transparantie in de informatievoorziening rondom innovatieve middelen gedurende en na de ‘sluis’ periode.
Patiëntenverenigingen zijn positief over centralisatie: het leidt tot betere uitkomsten van zorg; de kwaliteit neemt toe door meer volume en expertisebundeling en er is een betere basis voor onderzoek, toegankelijkheid en doelmatigheid. Patiëntenorganisaties worden nu nog te weinig betrokken, ook bij vaststelling van criteria voor expertisecentra.
Zorgverzekeraars
De zorgverzekeraars maken op dit moment ieder hun eigen afspraken met de expertisecentra voor nivolumab. Ze vinden dat ze samen moeten kunnen inkopen bij expertise centra. Zorgverzekeraars hebben behoefte aan goede criteria die zijn opgesteld door de wetenschappelijke verenigingen.
Risico toegankelijkheid
In opdracht van Bristol-Myers Squibb (BMS), de fabrikant van nivolumab, heeft Kantar Public de impact van en ervaringen met centralisatie van deze zorg rondom innovatieve geneesmiddelen onderzocht onder een brede groep van ruim tweehonderd medisch specialisten die hiermee te maken hebben.
Uit dit onderzoek blijkt dat de helft van de tweehonderd ondervraagde medisch specialisten vindt dat centralisatie een negatieve invloed heeft op de toegankelijkheid van zorg voor de patiënt. Ook ervaren veel artsen een negatieve invloed op de eigen rol als arts. Een kwart van hen vindt niet dat de patiënt momenteel voldoende centraal staat.
Centralisatie dure medicijnen
De specialisten zien de nodige verbeterpunten: ze missen goede, objectieve criteria en vinden dat zij en hun patiënten meer inspraak zouden moeten hebben in de manier waarop centralisatie wordt vormgegeven. Ten onrechte denken veel artsen dat vooral het ministerie van VWS en de zorgverzekeraars tot nu toe de regie hebben gevoerd.