Uit de Cliëntenraadgeving Zvw-pgb, een van de vier pgb-rapporten die minister De Jonge naar de Tweede Kamer heeft gestuurd, blijkt dat pgb-budgethouders vinden dat zorgverzekeraars te veel macht hebben bij indicatiestelling. De indicerende verpleegkundige blijkt in de praktijk doorgaans snel te zwichten voor de druk van een zorgverzekeraar als deze de indicatie naar beneden bijstelt.
Zwichten
‘Wij horen inderdaad over indicaties waarbij de zorgverzekeraar de indicatiestelling naast zich neerlegt en het aantal uren gewoon verlaagt’, zegt directeur Aline Molenaar van Per Saldo. ‘En dat is dan einde discussie. Per Saldo is daarom groot voorstander van onafhankelijke indicatiestelling, dus ook niet door een wijkverpleegkundige van de organisatie die de geïndiceerde zorg zal gaan leveren. Maar door een onafhankelijk iemand, die zelf geen belang heeft bij de hoogte van de indicatiestelling. Maar welke informatie is er nodig om zo’n onafhankelijke indicatie goed te kunnen stellen? En hoe ga je met allerlei bijzondere omstandigheden om? Om daar meer duidelijkheid over te krijgen hebben wij meegedaan aan de ‘Zvw-pgb trial praktijkteam’ die in november is gehouden.’ In het praktijkteam zitten zorgverzekeraars, verpleegkundigen, vertegenwoordigers van V&VN, Per Saldo, ZN en VWS die samen casuïstiek en knelpunten bij indicatiestellingen uit de praktijk hebben besproken. Doel daarvan is het hele proces van indiceren, toekennen en afwijzen van pgb te verbeteren. Dit is zo goed bevallen dat het praktijkteam ook een vervolg krijgt in 2018, zo laat de minister weten.
Flexibiliteit is de kern
Een ander punt van verbetering is meer flexibiliteit bij de inzet van de middelen, zo bepleiten budgethouders maar ook Per Saldo. Molenaar: ‘Bijna geen enkele zorgverzekeraar geeft op dit moment ruimte voor flexibiliteit aan pgb-budgethouders, terwijl flexibiliteit eigenlijk juist de kern is van het pgb! Er mag momenteel niet flexibel over de weken heen met zorg of uren geschoven worden, ook niet als het totale aantal uur gemiddeld hetzelfde blijft. Terwijl een cliënt zich de ene week misschien iets beter voelt dan de andere, of er komt een familielid op bezoek waardoor enige flexibiliteit juist wenselijk is.’